Weidevogelbeheer is elk seizoen ‘doen, leren, beter doen’
BoerenNatuurAlleen door goed te meten wat wel en niet werkt, kun je gericht bijsturen. Zo zorg je ervoor dat het juiste beheer op de juiste plek komt: daar waar het ecologisch het meest effectief is én inpasbaar voor de boer.
Flexibel weidevogelbeheer
Onderzoek en monitoring vormt bij BoerenNatuur Groningen West de basis voor flexibel weidevogelbeheer. Het collectief werkt samen met 250 boeren aan het verbeteren van leefomstandigheden voor weidevogels. “Door continu te volgen wat waar precies nodig is, pakken we het beheer deskundig en planmatig aan, met uitgebreide veldbegeleiding van de boeren”, vertelt Jaap van Gorkum, projectleider weidevogelbeheer.
“We zoeken de ruimte om het juiste beheer op de juiste plek te leggen. Zo werken we aan mozaïekbeheer, waarbij graslengte, voedsel, rust en dekking in de tijd variëren, allemaal essentieel voor het grootbrengen van kuikens.” Het collectief stuurt met een aanvullende mozaïektoeslag voor boeren om de kwaliteit te verbeteren, door bijvoorbeeld kruidenrijk grasland en beweiding extra te belonen.
Van Gorkum: “Het belang van beweiding wordt vaak onderschat. Het helpt om het land te bemesten en verschil in graslengtes te creëren. Daarna gun je het land vijf weken rust: geen koeien meer en niet maaien.” Afwisselend beweiden met melkkoeien op graslandpercelen met legselbeheer en extensief weiden is onmisbaar voor een optimaal weidevogelmozaïek.

Bij Weidehof Krimpenerwaard werken ze ook continu aan het optimale mozaïek. Maar uit tellingen bleek dat het niet overal even goed gaat, vertelt veldcoördinator Klaas de Mik. “In twee gebieden was het Bruto Territoriaal Succes (BTS) een goede indicatie voor het broedsucces van grutto’s, slechts 20 procent ten opzichte van de gewenste 65 procent. Toen zijn we gaan onderzoeken waar dat aan zou kunnen liggen. Uit de monitoring bleek dat uitgesteld maaibeheer hier niet werkte. Het gras was te hoog, waardoor gruttokuikens de plasdras niet konden bereiken. Dit jaar is daar de BTS-telling enorm verbeterd.”
Broedsucces blijft achter
Ook in het zuidwesten van Fryslân speelt een uitdaging. In de elf mozaïeken van haar werkgebied ziet Collectief Súdwestkust het aantal broedparen van grutto’s toenemen, maar opvallend genoeg blijft het broedsucces (BTS) achter. Dit jaar ligt het gemiddelde BTS rond de 50 procent, vertelt projectleider en gebiedscoördinator Jeroen de Vries. “Dat is niet genoeg. We hebben 70 procent nodig voor populatiebehoud. Er zijn dus waarschijnlijk grutto’s uit andere gebieden die zich in ons werkgebied vestigen.”
Om te achterhalen waarom het broedsucces achterblijft, doet het collectief onderzoek. Een van de oorzaken lijkt het grote aantal ganzen in meerdere gebieden. Zij eten het gras zo kort dat er nauwelijks beschutting of voedsel overblijft voor kuikens. “Ze raken verzwakt, en vanuit de rietkragen rond de vele meren die het werkgebied van Súdwestkust kent, wachten de bruine kiekendieven op hun kans”, aldus De Vries.
“Ook andere predatoren, zoals vossen, steenmarters, kraaien en buizerds, spelen een grote rol bij het achterblijven van het broedsucces. Actief predatiebeheer helpt, maar het kan niet het doel zijn om alle predatoren te elimineren. Gebiedsinrichting op grotere schaal is een belangrijk deel van de oplossing. Een goed robuust weidevogelgebied gaat verder dan alleen het agrarisch areaal. Daar zullen ook andere grondeigenaren en beheerders, zoals gemeenten, waterschappen, TBO’s (terreinbeherende organisaties) en provincies hun verantwoordelijkheid in moeten nemen.”

Monitoring als basis
In de Lopikerwaard, ten zuidwesten van Utrecht, heeft flexibel weidevogelbeheer sinds 2021 een vaste plek gekregen in de beheerstrategie van Collectief Lopikerwaard. Met succes: dit jaar scoorde de grutto voor het vierde jaar op rij voldoende broedsucces. In drie jaar tijd nam het aantal plasdrassen toe van 14 naar 130. Volgens directeur Maarten van Beek begon het allemaal met goede monitoring. “Omdat we nog geen broedsucces onderzochten, heb ik in 2021 direct BTS-tellingen ingevoerd. Op basis daarvan konden we de beheerstrategie aanpassen. Ik zag dat bij veel boeren na 1 juni geen kuikens meer waren. Daarom heb ik voorgesteld het beheer flexibeler toe te passen. Dat konden we direct invoeren bij de nieuwe ANLb-periode.”
Dankzij monitoring zien boeren dat hun beheermaatregelen daadwerkelijk effect hebben, aldus Van Beek. “Boeren willen graag meewerken, maar alleen als het zin heeft. Zwaar beheer inzetten op plekken zonder vogels heeft geen nut.” Jaarlijks vraagt het collectief boeren om een natuurbedrijfsplan per bedrijf en per polder te maken. Samen bekijken ze wat past binnen hun bedrijfsvoering. “Tijdens het broedseizoen zien we via monitoring waar boeren vogels met rust moeten laten, of waar ze al kunnen maaien. Op basis van dit lerend beheren, passen we beheerpakketten aan of sluiten we aanvullende pakketten af. Die flexibiliteit zorgt ervoor dat boeren zich gehoord voelen. Dat is het geheim van het succes.”

Lerend beheren
Van de kruidenrijkdom meten en BTS-tellingen tot predatieonderzoek met wildcamera’s: “Zonder monitoring kun je niet lerend beheren”, stelt De Mik. Monitoring bij Weidehof Krimpenerwaard laat bijvoorbeeld zien hoe belangrijk plasdrassen zijn, met daaromheen een mozaïek van beheerpakketten, zoals grasland met een rustperiode, extensieve beweiding en voldoende variatie in maaibeheer. “Dat geeft weidevogels variatie in voedsel, dekking en leefomgeving”, legt De Mik uit. “Zo zorgen we voor een gebied waar verschillende vogels in elke levensfase voldoende voedsel vinden. Een kievit broedt graag op kort gras, een grutto in lang gras. Een tureluur broedt bij een plasdras, en een veldleeuwerik heeft vooral rust nodig. Vandaar die noodzaak tot een mozaïek.”
Lerend beheren betekent ook deelnemen aan goede initiatieven. Weidehof Krimpenerwaard doet bijvoorbeeld mee met de Actiegroep Kievit, een pilot om een geschikte telmethode te ontwikkelen voor het broedsucces van de kievit, en is betrokken bij het Lowland Ecology Network (LEN), dat grutto’s voorziet van mini-GPS-zenders om hun bewegingen en broedsucces te monitoren. Verder wil het collectief nog meer doen met monitoring van habitatkwaliteit.
Werken aan biodiversiteit in ‘witte gebieden’
Collectief Súdwestkust heeft dankzij het lerend beheer nieuwe inzichten opgedaan. Tussen de weidevogelmozaïeken liggen veel zogeheten ‘witte gebieden’: intensieve landbouw, dorpen en waterpartijen met lage of andere biodiversiteit. Voor predatoren als vossen, buizerds en marters is daar weinig voedsel te vinden, waardoor ze juist naar de weidevogelgebieden trekken. “Door onderzoek weten we nu dat we de biodiversiteit in het algemeen moeten stimuleren, ook in die gebieden rondom de weidevogelmozaïeken”, zegt De Vries.
Beheerpakketten, zoals kruidenrijk grasland, ruige mest en ecologisch slootbeheer, kunnen daarbij helpen. Ook denkt hij aan de inzet van greppelplasdrassen (kleinschalige natte greppels), beweiding in plaats van maaien en braakstroken voor kieviten. “Hopelijk blijven predatoren in die andere gebieden als daar meer biodiversiteit ontstaat en daarmee meer voedsel beschikbaar is. Zo hopen we het BTS in onze weidevogelmozaïeken te laten groeien naar 70 procent.”
BoerenNatuur Groningen West wil via lerend beheer beter begrijpen hoe de kwaliteit van het ‘juniland’ kan verbeteren voor weidevogelkuikens. “We brengen dit beter in kaart met vijftien veldmedewerkers die vijf keer per jaar boeren bezoeken. Hoe meer variatie, hoe beter. We moeten meebewegen met het seizoen.” Daarnaast startte het collectief een pilot met vijf boerderijen voor flexibeler beheer.
Zij konden gebruikmaken van zogeheten z-pakketten: maatwerk-beheerpakketten buiten de standaard ANLb-voorwaarden, met maatregelen als uitgesteld maaien en extensieve beweiding. “Zo vergroten we de slagkracht van deze boeren en creëren we meer vrijheid rond plasdrassen.” De pilot is inmiddels afgerond, maar de boeren willen verder. Ondanks een droog voorjaar behaalden de gebieden een gemiddeld BTS van 65 procent.

Uitvoeringsprogramma Monitoring
Om het lerend beheer te versterken, werkt de landelijke vereniging BoerenNatuur samen met alle veertig agrarische collectieven toe naar een landelijk samenhangend monitoringssysteem. Met meer kennis en informatie kunnen collectieven ontwikkelingen beter signaleren en hun beheer continu verbeteren. In het Uitvoeringsprogramma Monitoring worden praktische hulpmiddelen, uniforme protocollen en kennisproducten ontwikkeld.
Zo wil BoerenNatuur collectieven handvatten bieden om met monitoring aan de slag te gaan. Want alleen door beter te begrijpen wat wel of niet werkt, kunnen we het agrarisch natuurbeheer verbeteren. Weidevogelbeheer is nooit af – het blijft een kwestie van doen, leren, beter doen.
Tekst: BoerenNatuur
Beeld: Piet Munsterman, Saxifraga (leadfoto: grutto's); BoerenNatuur
