swappen vuursalamander

Vuursalamanders uitgeblust door droge lente 2011?

30-MRT-2012 - In Vlaanderen komen vijf soorten salamanders voor maar eentje is een buitenbeentje: de Vuursalamander. Deze plomp gebouwde landsalamander moet het vooral hebben van oude eiken-beukenbossen met zuivere bronbeekjes. Een echte ambassadeur van het betere bos.

Bericht uitgegeven door Hyla [land] op [publicatiedatum]

In Vlaanderen komen vijf soorten salamanders voor maar eentje is een buitenbeentje: de Vuursalamander. Deze plomp gebouwde landsalamander moet het vooral hebben van oude eiken-beukenbossen met zuivere bronbeekjes. Een echte ambassadeur van het betere bos.

Volwassen Vuurslamanders (Salamandra salamandra) zijn uitgesproken landdieren. In de tweede helft van het jaar (in de zomer en het najaar) vinden de meeste paringen plaats. Hierbij zet het mannetje een spermatofoor af dat door het vrouwtje met de cloaca wordt opgenomen. Daarna worden de eitjes bevrucht in het lichaam van het vrouwtje. Die eitjes ontwikkelen zich in het moederlichaam tot larven, wat deze soort uniek maakt onder onze inheemse salamanders. Wanneer de larven voldoende ontwikkeld zijn, begeeft het wijfje zich naar een geschikte waterpartij, kruipt met het achterlijf in het water en zet de larven af, één na één, zo’n tien tot 50 per broed. Dit gebeurt veelal vanaf het vroege voorjaar. De eerste druilerige maartse nachten met een nachttemperatuur boven 5°C zorgen doorgaans voor een stevige activiteitspiek bij Vuursalamanders.

Vuursalamanders vertonen een eerste grote activiteitspiek in het vroege voorjaar, wanneer de vrouwtjes naar bronbeken en bospoelen trekken om er hun larven af te zetten (foto: Jeroen Speybroeck)

Vanaf april-mei blijven Vuursalamanders actief, zowel mannetjes als vrouwtjes, vooral tijdens nachten met een hoge luchtvochtigheid (hoe natter, hoe liever) na meerdere regenloze dagen. Nadat het wijfje de larven heeft afgezet, maakt ze een periode van ‘rust’ door, zodat in het late najaar en de vroege zomer vooral mannetjes worden waargenomen. In de late zomer en het najaar breekt dan - tijdens de paartijd - een tweede activiteitsspiek aan, waarbij een belangrijk aandeel van beide geslachten zich, gedreven door de paardrang, op nachtelijk avontuur wagen.

De uitzonderlijk droge lente van 2011 zorgde voor een ongekende situatie: een aantal drachtige wijfjes, klaar om de goed ontwikkelde larven af te zetten in een zuurstofrijke bronbeek of sterk beschaduwde bospoel, vond wegens gebrek aan water wellicht geen geschikte afzetplaats. Zij die wel nog water vonden, zagen hun afgezette larven voor een groot deel verloren doordat veel beken en bospoelen vroegtijdig droogvielen. De natte zomer vulde de waterpeilen opnieuw voor een deel aan en een aantal (nog/al?) zwangere vrouwtjes waagde hun kans en dropte hun kroost in de bijgevulde waters.
Tot Kerst 2011 bleven temperatuur en vochtigheid ideaal. Geleidelijk aan werden de waterpeilen weer ‘normaal’. Vuursalamanders bleven dan ook tot ver in het najaar actief. Tijdens een gestandaardiseerde telling van een Vlaamse populatie werden op 1 december 2011 tot 23 exemplaren per transect van 100 meter vastgesteld. Opmerkelijk: die nacht werden ook een paarpoging en pas afgezette larven gezien. Of hoe zomerse winters alle regels van de jaarcyclus en voortplanting door elkaar kunnen schudden.

Eind januari 2012 volgde dan een behoorlijke winterprik die uitgroeide tot een heuse koudegolf. Gevolg: de activiteit van volwassen Vuursalamanders werd tot nul herleid en vermoedelijk zal ook een deel van de eerder afgezette larven dit winters offensief niet hebben overleefd. Op 4 maart gingen de hemelssluizen open en brak de vroege voorjaarsactiviteit volledig los, goed voor tot gemiddeld 16 Vuursalamanders per 100 meter, waaronder verschillende vrouwtjes die hun larven in het water deponeerden.

Een vrouwtje Vuursalamander zet haar larven af in sterk beschaduwde bospoel met veel dood organisch materiaal op de bodem (foto: Jeroen Speybroeck)

Moeten we ons zorgen maken over de impact van de droge lente van 2011, het lange wakker blijven in december 2011 of de vorst van 2012? Wellicht niet. Vuursalamanders worden in de natuur makkelijk ouder dan twaalf jaar. Een minder voortplantingsseizoen hoeft dus niet de desastreuze gevolgen te hebben die het bij kortlevende soorten wel kan hebben. Bovendien kunnen wijfjes de timing van bevruchting en larvenafzet zelf deels sturen. Ook na de vorst zijn er al overal opnieuw behoorlijke aantallen larven waar te nemen. Sinds de apocalyptische nacht van 4 maart is nog maar erg weinig neerslag gevallen. Mogelijk lokt de eerstvolgende plensbui bij Vuursalamanders dan ook een volgende golf van massale activiteit uit.

Tekst en foto's: Jeroen Speybroeck, Hyla