Eikenprocessierupsen dicht op elkaar close up

Wisselend beeld overlast eikenprocessierups

De Natuurkalender
5-JUL-2012 - Bericht uitgegeven door het Kenniscentrum Eikenprocessierups op donderdag 5 juli 2012
Er is een grote variatie in het aantal eikenprocessierupsen door het land. Gemiddeld genomen lijkt de overlast minder groot dan voorgaande jaren. In grote delen van het oosten en noordoosten van het land is daarentegen juist sprake van een sterke toename in het aantal rupsen ten opzichte van voorgaande jaren.

Bericht uitgegeven door het Kenniscentrum Eikenprocessierups [land] op [publicatiedatum]

Er is een grote variatie in het aantal eikenprocessierupsen door het land. Gemiddeld genomen lijkt de overlast minder groot dan voorgaande jaren. In grote delen van het oosten en noordoosten van het land is daarentegen juist sprake van een sterke toename in het aantal rupsen ten opzichte van voorgaande jaren.

Nest van eikenprocessierupsen in een bos bij Havelte (foto: Silvia Hellingman)In grote delen van het land is het aantal eikenprocessierupsen dat dit jaar is aangetroffen lager dan vorig jaar. Vooral in de gebieden waar de monitoring, inventarisatie en de preventieve bestrijding goed georganiseerd zijn lijkt de situatie onder controle. Door het hele land worden echter lokaal grote aantallen eikenprocessierupsen waargenomen. Het zijn vooral plaatsen waar de eikenprocessierups nog niet eerder geconstateerd was of waar, door het ontbreken van de juiste maatregelen, de populatie zich ongestoord heeft kunnen ontwikkelen.

Veel eiken
Het oosten en noordoosten van het land laat echter een ander beeld zien. Veel gemeenten en terreineigenaren zien zich daar geconfronteerd met een sterke toename van het aantal eikenprocessierupsen. In een bosgebied in de gemeente Havelte werden bijvoorbeeld zeer grote aantallen nesten aangetroffen. Door kordaat optreden van de gemeente Westerveld is er voor gezorgd dat de gezondheidsrisico’s inmiddels tot een minimum beperkt zijn. De noordelijke provincies zijn al een paar jaar actief en georganiseerd bezig met de aanpak van de eikenprocessierups. Door het zeer grote aantal eiken in het noordoosten van het land is het echter lastig om de processierupsen tijdig te lokaliseren en te beheren.

Diverse nesten eikenprocessierups op boomstam (foto: Silvia Hellingman)

Grote variatie
Tot een paar jaar geleden was de ontwikkeling van de eikenprocessierups in het land veel uniformer dan nu het geval is. In met name de overlastgebieden constateren we dit jaar een grote variatie in de ontwikkelingssnelheid van de rupsen. Er worden nu nog rupsen gezien die zich pas in het vierde larvale stadium bevinden (dit is het eerste stadium waarin de rupsen brandharen krijgen), maar ook rupsen in het vijfde en zesde stadium. Daarnaast zijn er nesten waarin de rupsen al aan het verpoppen zijn. Door de koele weersomstandigheden in april, begin mei en juni ligt de ontwikkeling van de eikenprocessierupsen beduidend achter op die van vorig jaar. In 2011 werden al in juni de eerste uitvlieggaten waargenomen, een teken dat de vlinders uitgevlogen waren om zich voort te planten. Deze uitvlieggaten zijn tot nu toe nog niet aangetroffen. Door de trage en gespreide ontwikkeling in de gebieden met veel rupsen kan de overlast van de brandharen dit jaar tot in augustus aanhouden.

Bestrijding
Tot het moment van het uitvliegen van de vlinders is het nog zinvol om nesten te verwijderen omdat op die manier een verveelvoudiging van de lokale populatie voorkomen kan worden. In deze fase van de ontwikkeling mag er niet meer gespoten worden en moeten de nesten worden weggezogen. Het niet of onvoldoende bestrijden van eikenprocessierupsen op locaties waar de rupsen overlast kunnen veroorzaken is onverantwoord met enerzijds een verhoogd risico voor de volksgezondheid en anderzijds een vrijwel zekere stijging van de kosten van bestrijding in de komende jaren.

Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups, Henry Kuppen, Kuppen Boomverzorging BV; Silvia Hellingman, Biocontrole Onderzoek en Advies; Arnold van Vliet, De Natuurkalender, Wageningen University; Jan Buijs en Ronald Jelsma, GGD Amsterdam; Henk Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, Medische Milieukunde
Foto’s: Silvia Hellingman