Ree

Ecoduct over E34/A67 wil natuurgebieden weer verbinden

25-MRT-2013 - De Vlaamse en Nederlandse overheden starten in 2013 met de bouw van een gezamenlijke natuurbrug, het ecoduct Kempengrens. Die zal gebouwd worden over de E34 (in Nederland de A67) in Postel, ter hoogte van de grens met Nederland, op de grens van de gemeenten Mol (B) en Bladel (Nl).

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

De Vlaamse en Nederlandse overheden starten in 2013 met de bouw van een gezamenlijke natuurbrug, het ecoduct Kempengrens. Die zal gebouwd worden over de E34 (in Nederland de A67) in Postel, ter hoogte van de grens met Nederland, op de grens van de gemeenten Mol (B) en Bladel (Nl).

Doel: de versnipperende effecten van de snelweg op fauna en flora milderen. Dat kan o.a. door gescheiden leefgebieden in grote natuurgebieden ten noorden en ten zuiden van de snelweg opnieuw met elkaar te verbinden. Concreet gaat het o.a. om de Cartierheide, de Goorloop en de Reuselse Moeren in Nederland en de Ronde Put en Goorken/Rode Del in België).

Het Ree is talrijk aanwezig zowel ten noorden als ten zuiden van de E34 ter hoogte van het geplande ecoduct Kempengrens. Deze foto werd gemaakt met een ‘cameraval’ wat de meest succesvolle methodiek was om de zoogdierfauna in kaart te brengen. (foto: Kris Broers)

Om het functioneren van het ecoduct in de toekomst te kunnen evalueren, werd eerst de ecologische situatie  vóór de aanleg van het ecoduct nauwkeurig in kaart gebracht via een zogeheten T0 of een 'nulmeting'. De Dienst Milieu-integratie Economie en Infrastructuur (Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse Overheid) schreef deze opdracht uit. Natuurpunt Studie en drie van haar werkgroepen (Vleermuizenwerkgroep, Zoogdierenwerkgroep en Hyla, de amfibieën- en reptielenwerkgroep) voerden dit onderzoek uit, in samenwerking met het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).

Door middel van cameravallen en sporenonderzoek kon de aanwezigheid van 17 zoogdiersoorten worden aangetoond. Ree is opvallend talrijk in het gebied. Het aan te leggen ecoduct (incl. een wildraster langsheen de snelweg) zal met zekerheid een positieve impact hebben op het vlak van verkeersveiligheid en zal ook de migratiemogelijkheden van Reeën verhogen. Opvallend waren ook de regelmatige waarnemingen van Steenmarter, zowel als verkeersslachtoffer als levend. Omdat marters vlot over een wildraster kunnen klimmen, is het echter niet gemakkelijk hen naar een ecoduct toe te leiden. Aanvullend onderzoek met batdetectoren leverde ook nog zes vleermuissoorten op.

Inheemse reptielen zijn veeleisend qua habitatkeuze en zijn  zeer gevoelig voor versnippering van leefgebieden aangezien ze zich slechts over geringe afstanden (kunnen) verplaatsen. Ontsnippering is voor deze weinig mobiele soorten dan ook van cruciaal belang. De meest belangrijke doelsoort bij de realisatie van dit ecoduct is de Gladde slang. Deze soort is o.a. opgenomen in de Europese Habitatrichtlijn en is een van de ambassadeursoorten van dit project. Ze prijkt dan ook op de voorpagina van de publieksfolder over het ecoduct Kempengrens en gaf inspiratie aan de ontwerpers van de brugconstructie, die er een slangstructuur in aanbrachten. De Gladde slang werd aangetroffen in een nat heidegebied in Nederland, op iets meer dan een kilometer van het geplande ecoduct. Het gaat hier om een vindplaats die voorheen niet gekend was. Het ecologisch onderzoek bracht ook tal van nieuwe vindplaatsen van Levendbarende hagedis in kaart.

In de directe omgeving van het geplande ecoduct Kempengrens werd in 2012 een nieuwe populatie Gladde slang ontdekt. (foto: Ward Machielsen)

In de directe omgeving van het geplande ecoduct werden vijf soorten amfibieën aangetroffen: Kleine watersalamander, Alpenwatersalamander, Gewone pad, Bruine kikker en Bastaardkikker. De Vinpootsalamander, een soort van eerder voedselarme waterpartijen, werd enkel aan de Nederlandse kant vastgesteld, op iets grotere afstand van de locatie waar het ecoduct zal worden gebouwd.

Ook ongewervelden als sprinkhanen, loopkevers en spinnen werden onderzocht. Dit zijn immers goede indicatoren voor de habitatkwaliteit. Kortvleugelige sprinkhanen en loopkevers zijn daarenboven belangrijke doelsoorten voor ontsnipperingsprojecten. Van de 14 sprinkhaansoorten die tijdens het onderzoek werden aangetroffen, zou vooral voor de Heidesabelsprinkhaan het ecoduct een belangrijke rol kunnen spelen. In totaal werden 67 loopkeversoorten vastgesteld waarvan er zeven werden weerhouden als belangrijke doelsoorten voor het ecoduct. Spinnen waren ook goed vertegenwoordigd, met 124 soorten. De vondst van de Lepelhangmatspin, die werd gevangen in de snelwegberm aan de Nederlandse zijde van de A67, was meteen goed voor de eerste waarneming van dit kleine spinnetje in de Nederlandse Provincie Noord-Brabant.

Mooie struikheidevegetatie langs de afrit naar de douaneparking, net in België. Hier werden veel zeldzame ongewervelden vastgesteld. (foto: Jorg Lambrechts)

Deze studie besteedt trouwens veel aandacht aan de bermen van de E34/A67. Voor reptielen, dagvlinders, sprinkhanen, loopkevers, spinnen en mieren blijken deze bermen erg waardevol en herbergen ze meer Rode Lijstsoorten dan de directe omgeving (binnen een straal van 1 km) van het geplande ecoduct. Dit toont eens te meer aan dat een ecologisch bermbeheer goede resultaten kan opleveren. Vooral jaarlijks gemaaide schrale bermen met heidevegetatie in Nederland en vier droge heideterreinen op de douaneparking in België zijn toplocaties voor een aantal Rode Lijstsoorten.

Of het ecoduct Kempengrens in de toekomst goed zal functioneren, zal heel sterk afhangen van de landschappelijke en ecologische inrichting van de ‘verbindingsgebieden’. Die verbindingsgebieden zijn de aan het ecoduct aanpalende terreinen die de verbinding vormen met de wat verder gelegen grote natuurgebieden die eerder in dit natuurbericht werden opgesomd. 

De volledige studie kan je hier downloaden.

Tekst: Jorg Lambrechts, Natuurpunt Studie
Foto’s: Jorg Lambrechts, Kris Boers, Ward Machielsen