Wat doen rotsboorders op onze zanderige kust?

Stichting ANEMOON
11-OKT-2015 - Denkend aan Holland… en onze kusten zien we geen natuurlijke rotsen uit de zee oprijzen. Met onze zandstranden en zanderige zeebodem verwacht je hier dan ook geen weekdieren met de niets verhullende naam rotsboorders. Toch komen deze kleine schelpdiertjes al eeuwen op onze kust voor. Maar de laatste jaren lijkt het aantal waarnemingen af te nemen. Sporadisch worden in de Oosterschelde toch nog levende rotsboorders aangetroffen en gefotografeerd. En heel bijzonder, soms zitten ze niet ingeboord in een steen.

Bericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]

Denkend aan Holland… en onze kusten zien we geen natuurlijke rotsen uit de zee oprijzen. Met onze zandstranden en zanderige zeebodem verwacht je hier dan ook geen weekdieren met de niets verhullende naam rotsboorders. Toch komen deze kleine schelpdiertjes al eeuwen op onze kust voor. Maar de laatste jaren lijkt het aantal waarnemingen af te nemen. Sporadisch worden in de Oosterschelde toch nog levende rotsboorders aangetroffen en gefotografeerd. En heel bijzonder, soms zitten ze niet ingeboord in een steen.

Tijdens een duik op zaterdag 26 september bij Levensstrijd, in de noordelijke centrale Oosterschelde, vonden sportduikers op vijf meter diepte tussen een stapel oude oesterschelpen een levend exemplaar van een rotsboorder. Het schelpdier zat vastgehecht tegen een van de oesterschelpen. Het was een uitzonderlijke waarneming van een levende, niet ingeboorde rotsboorder. De schelp was ongeveer 1 centimeter lang. Op Werelddierendag 2015 werd een in zandsteen ingeboord exemplaar gevonden bij de Schelphoek in de Oosterschelde.

Rotsboorder ingeboord in zandsteen, Oosterschelde 2015 (foto: Peter H van Bragt)

Zoals de naam al doet vermoeden komen rotsboorders vooral voor in kustgebieden met rotsen. Mits de rotsen uit zachtere gesteentes bestaan kunnen deze tweekleppige schelpdiertjes zich met behulp van zuren die ze afscheiden en een schurende beweging met de schelp in stenen boren. Daar nestelen ze zich in de gangen die ze zelf gemaakt hebben. Alleen de opvallende rode sifonen steken uit de geboorde gang. Ze zuigen er zeewater mee naar binnen dat voor zuurstof en aanvoer van plankton, voedsel, dient.

In het verleden werden grote hoeveelheden relatief zachte Vilvoordse zandsteen in Zeeland voor dijkbekledingen gebruikt. Op plaatsen waar deze stenen nog liggen worden sporadisch nog rotsboorders aangetroffen. Omdat nu steeds meer hardere steensoorten als basalt, staalslakken en ook beton afgedekt met het giftige gietasfalt als dijkbekleding worden gebruikt, wordt het steeds moeilijker voor rotsboorders om zich hier te vestigen. Zelden worden er levende dieren buiten de geboorde gangen aangetroffen. Toch spoelen sporadisch ook lege schelpen en levende dieren vastgehecht aan drijvende voorwerpen en wieren aan op onze kust. Dus ondanks het feit dat Nederland geen natuurlijke rotskust heeft en de dijken nu versterkt worden met materialen die ongeschikt zijn voor rotsboorders, komt deze soort hier nog steeds voor, zij het in kleine aantallen.

Levende rotsboorder vastgehecht aan een Japanse oester, Oosterschelde 2015 (foto: Peter H van Bragt)

Levende rotsboorders zijn de laatste drie decennia nog aangetroffen in verder van de kust gelegen gebieden zoals de Klaverbank, Texelse stenen en de Oestergronden. In het kustgebied voornamelijk in de Oosterschelde. Rotsboorders kunnen in Nederland ongeveer 2,5 centimeter lang worden. In Arctische gebieden worden dieren tot 4,5 centimeter lengte aangetroffen. En ondanks de geringe afmetingen zijn die dan toch ruim honderd jaar oud. Ze zijn aangetroffen van de laagwaterlijn tot elders op circa 175 meter diepte.

Een dier dat zich in zachtere stenen heeft geboord zit voor zijn hele leven gevangen in de steen. Het groeit heel langzaam door de gang steeds verder uit te hollen. De gang binnen in de steen is wijder dan de opening waar de sifonen uitsteken, waardoor het dier die veilige gevangenis niet meer kan verlaten. De voortplanting geschiedt door het lozen van ei- en spermacellen in het zeewater. De larven die na de versmelting van die twee cellen ontstaan kunnen maanden als planktondiertjes overleven. Als ze zich op de bodem vestigen (broedval) bezitten ze een schelpje van ongeveer 0,3 millimeter. Vallen ze op zachtere stenen dan kunnen ze zich in de steen boren. Vallen de larven op andere plaatsen dan kunnen ze zich met byssusdraden verankeren aan andere substraten, zoals bijvoorbeeld oesterschelpen of de buitenkant van hardere stenen, wieren, en dergelijke, maar ook op in de zee drijvende en zwevende voorwerpen.

Vermoedelijk komen in de Nederlandse kustwateren twee verschillende soorten rotsboorders voor: de Ruwe rotsboorder (Hiatella rugosa) en de Noordse rotsboorder (Hiatella arctica). Door het ingeboord leven kunnen de schelpen zeer variabel van vorm zijn. In het veld, onder water, zijn deze soorten moeilijk of niet van elkaar te onderscheiden. Alleen DNA-onderzoek kan daar uitsluitsel over geven.

Tekst en foto’s: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON