gewone bronlibel, cordulegaster boltonii

Zeldzame bronlibel nog steeds in Noord-Brabant

HAS Hogeschool
15-OKT-2016 - Studenten van de HAS Hogeschool onderzochten afgelopen zomer de Esperloop in Brabant op het voorkomen van de gewone bronlibel. Ondanks haar naam is de ‘gewone bronlibel’ helemaal niet zo gewoon. Het is namelijk de grootste libel van Nederland en er zijn slechts vier populaties bekend. Bij de Esperloop blijkt in een beperkt gebied een kleine populatie voor te komen.

De gewone bronlibel is kenmerkend voor schone, zuurstofrijke bronbeekjes en beschaduwde bovenlopen van ongestoorde laaglandbeken. Doordat de meeste laaglandbeken verstoord zijn door menselijk handelen, komt de gewone bronlibel in Nederland bijna niet meer voor. Tegenwoordig is er in Brabant en Limburg slechts een aantal populaties bekend van de gewone bronlibel. De gebieden waar de libel voorkomt, worden zo goed mogelijk beschermd waardoor de populatie in stand wordt gehouden of zich zelfs kan uitbreiden.

Levenscyclus

De levenscyclus van de gewone bronlibel komt overeen met die van andere libellensoorten. De eerste jaren brengt de gewone bronlibel door als larve op de bodem van een laaglandbeek. Om niet op te vallen graaft de bronlibel zich gedeeltelijk in. De libellarve vervelt een aantal keren in zijn leven en, afhankelijk van de omstandigheden, is na 2 tot 5 jaar volgroeid, kruipt uit de bodem en klimt op het droge.  Hier verandert de larve in een libel, dat gebeurt van eind juni tot eind augustus en heet uitsluipen. De larve laat dan een larvenhuidje achter bij zijn vervelling. Daarna kan je de hoogste aantallen van de gewone bronlibel zien, vliegend boven de beek. De vrouwtjes leggen langs de waterkant eitjes op de vegetatie en dan begint de levenscyclus overnieuw.

Een larvenhuidje van een gewone Bronlibel op een jong eikenboompje

Larvenhuidjes

De HAS Hogeschool heeft in samenwerking met het Waterschap Aa en Maas gekeken naar de populatie van de gewone bronlibel in de Esperloop. Omdat de soort zeer zeldzaam is, is er gekozen voor een methodiek van monitoren die het minst verstorend is voor de bronlibel. Om een inschatting te maken op welke plek in de beek en wanneer de larven uitsluipen zijn er van eind juni tot eind augustus systematisch larvenhuidjes gezocht langs de beek. Er zijn in 6 meetdagen zeven larvenhuidjes gevonden, waarvan de meeste op jonge eikenbomen zaten. Het was voor het eerst dat er op systematische wijze gezocht werd naar larvenhuidjes. Opvallend was dat de gewone bronlibel het liefst uitsluipt langs de waterkant waar hogere bomen staan, maar nog wel zonlicht is. Er werd aanvankelijk gedacht dat de bronlibel in een hoger gelegen stuk beek midden in een dicht bos zou uitsluipen.

Rioolwater

In ieder geval komt de bronlibel nog steeds voor in het gebied. Het was nog even spannend, omdat er een extreem laag zuurstofgehalte in het beekwater was gemeten. Dat was nadat er in juni 2016 rioolwater in de beek was gelopen. Over de langetermijneffecten van deze overstort kan echter nog niets gezegd worden. Er zou slib in de beek neergeslagen kunnen zijn, waardoor komende libellengeneraties het lastiger krijgen. De hoge afvoer en te weinig obstakels (dood hout) kan ook een oorzaak zijn voor de vindplaats van een aantal larven op plaatsen waar ze niet verwacht werden. De hogere watersnelheid kan de larven mee hebben gesleurd naar een plek waar ze van oorsprong niet voor komen.

Toekomst

De huidige populatie is nog erg klein en de bronlibel komt in een beperkt gebied voor. Hierdoor is de populatie erg kwetsbaar. Er zullen in de toekomst maatregelen getroffen moeten worden om de populatie in stand te houden. Zo zou de riooloverstort losgekoppeld moeten worden en meer variatie in de beek moeten worden aangebracht, bijvoorbeeld met behulp van houtstructuren. Hierdoor kan de populatie van de bronlibel behouden blijven en hopelijk uitbreiden. Over een aantal jaren zullen we weten of de bronlibel stand heeft weten te houden en hopelijk zelfs haar leefgebied heeft uitgebreid langs de Esperloop.

Tekst: Ellen Weerman, HAS Hogeschool; Marcel Cox en Mark Kerkhoff, beide Waterschap Aa en Maas.
Foto's: Willem Jan Hoeffnagel, Saxifraga; Jeffrey Willems