Ruig leermos (Peltigera praetextata) op een horizontale tak in het wilgenvloedbos Ottergriend in de Sliedrechtse Biesbosch (2017).

Leermossen - korstmossen met blauwalgen - vestigen zich in de Biesbosch en Klein Profijt

BLWG, Stichting ANEMOON
11-FEB-2018 - Bij een onderzoek in 2017 naar schorsbewonende slakken in de Biesbosch werden onverwacht twee zeldzame leermossen op wilgen gevonden. Leermossen zijn korstmossen met blauwalgen, die in Nederland op bomen uitermate schaars zijn. De vestiging op wilgen hangt wellicht samen met het warmer worden van het klimaat.

Eeuwenlang waren grienden een belangrijke vorm van landgebruik in het Nederlandse zoetwatergetijdegebied. De wilgenstronken op de natte klei werden meestal om de vier jaar gehakt. Het geoogste hout werd onder meer gebruikt in de hoepelindustrie en in de waterbouw. Om economische redenen zijn vrijwel alle grienden die in cultuur waren inmiddels verlaten. Door verwildering ontstonden hierdoor op uitgebreide schaal wilgenvloedbossen. Deze natte, voedselrijke bossen zijn nu rijk aan mossen en korstmossen.

Sterlinggriend, een hakgriend in de Sliedrechtse Biesbosch (2009)

Op wilgen kunnen zich gemakkelijk allerlei mossen en korstmossen vestigen. De zachte, sponsachtige schors houdt lang water vast, en bij verwering komen mineralen vrij die belangrijk zijn voor de groei. Op de stammen en takken verschijnt binnen enkele jaren een soortenrijk gezelschap van blad-, lever- en korstmossen. Na verloop van tijd verdwijnen deze pioniers echter weer. Ze worden verdrongen door enkele forse bladmossen zoals Gewoon dikkopmos, Fijn laddermos en Gesnaveld klauwtjesmos. Oude wilgen raken uiteindelijk tot vele meters hoog begroeid met dikke mostapijten. En daarmee lijkt de successie in zulke bossen een eindstadium bereikt te hebben. Vanaf 2012 doen zich echter plaatselijk nieuwe ontwikkelingen voor. In enkele natte percelen in de Biesbosch en in Klein Profijt bij Rhoon vonden we op oudere wilgenstammen en -takken in totaal een drietal korstmossoorten van het geslacht Peltigera (Leermos), die de ‘strijd’ met de mossen aangaan.

Leermossen zijn korstmossen met blauwalgen

Een korstmos of licheen is een symbiose van een schimmel met een alg. Tegenwoordig denkt men dat vooral de schimmel baat heeft bij die relatie. De alg is in staat om via fotosynthese suikers te maken, en de schimmel pikt die vervolgens in. Korstmossen worden daarom wel omschreven als ‘schimmels die landbouw hebben uitgevonden’. De meeste korstmossen zijn langzame groeiers. De schimmel van de meeste leermossen bezit echter geen groenalg maar een blauwalg (cyanobacterie) als partner. Blauwalgen kennen naast fotosynthese nog een ander kunstje: ze zetten stikstofgas uit de lucht om in oplosbaar nitraat. Korstmossen met blauwalgen kunnen hierdoor in hun eigen stikstofbehoefte voorzien. Leermossen bereiken daardoor groeisnelheden tot wel zes centimeter per jaar. En daarmee zijn ze in staat om snelgroeiende mossen concurrentie te bieden.

Ottergriend in de Sliedrechtse Biesbosch, een wilgenvloedbos rijk aan epifytische mossen en korstmossen (2017)

De waargenomen leermossen

Schuine wilgenstam met een door Zwart leermos (Peltigera neckeri) overgroeid mosdek, waarin zich ook eikvarens hebben gevestigd (Wilgenvloedbos Klein Profijt, 2015)Soredieus leermos (Peltigera didactyla) verspreidt zich vegetatief met ‘sorediën’, poeder dat in ronde vlekjes op het korstmos wordt gevormd. Deze soort groeit normaal op zandige, ruderale plekken, bijvoorbeeld in de duinen. In de Biesbosch is Soredieus leermos nu tweemaal gevonden, beide keren op een dode, horizontale boomstam langs het water.

Zwart leermos (Peltigera neckeri) is in Nederland een vrij zeldzame soort, die voornamelijk in duingraslanden voorkomt. Verspreiding vindt uitsluitend plaats door middel van sporen van de schimmel van het korstmos. Zowel in Klein Profijt als in de Biesbosch is dit leermos sinds 2015 op wilgenstammen gevonden, waarbij het de al aanwezige bladmostapijten overgroeit en verstikt. De decimeters grote, grijze plakkaten (thalli) van Zwart leermos loop je niet zomaar voorbij. In Klein Profijt werd zelfs een plakkaat van bijna een halve meter doorsnede op een schuine stam aangetroffen. In de Ottergriend in de Sliedrechtse Biesbosch vormt het korstmos een omvangrijke populatie en hier groeit de soort zelfs ook hoger op wilgentakken, waarbij pioniermossen als Gewone haarmuts en Vliermos het loodje leggen. Een andere bijzondere vondst tijdens het onderzoek naar schorsbewonende slakken in dit deel van de Ottergriend is het zeldzame Gelig baardmos.

Ruig leermos (Peltigera praetextata) op een horizontale tak in het wilgenvloedbos Ottergriend in de Sliedrechtse Biesbosch (2017)Ruig leermos (Peltigera praetextata) is de zeldzaamste van het drietal. Deze soort komt in Nederland nog maar zeer sporadisch voor als epifyt in enkele essenhakhoutbossen in het Kromme Rijngebied. In 2017 vonden we nieuwe groeiplaatsen van dit leermos op een drietal wilgen in de Ottergriend in de Sliedrechtse Biesbosch. Ruig leermos verspreidt zich voornamelijk ongeslachtelijk met isidiën, gemakkelijk afbrekende schubvormige uitgroeisels van het thallus.

Waardoor nemen leermossen toe in wilgenbossen?

Het kan zijn dat de recente vestiging van snelgroeiende leermossen in de Biesbosch en in Klein Profijt een nieuwe fase inluidt in de ontwikkeling van de begroeiing op wilgen. We vonden ze echter niet speciaal in de oudste wilgenbossen. Epifytische, op bomen voorkomende korstmossen met blauwalgen zijn in Nederland nog erg schaars. Ze zijn vooral wijd verbreid in Atlantische kuststreken met een uitgesproken zeeklimaat en veel neerslag. Waarschijnlijk pakt voor deze vochtminnende korstmossen de hoge luchtvochtigheid in natte vloedbospercelen gunstig uit. Maar misschien speelt ook de verandering in het Nederlandse klimaat een rol. We zijn benieuwd of deze ontwikkeling zich doorzet. Wanneer door de opwarming van het klimaat in Nederland meer (zomerse) neerslag zou gaan vallen, ontstaan voor korstmossen met blauwalgen wellicht ook elders meer kansen voor vestiging op bomen.

Tekst en foto’s: Arno van der Pluijm, BLWG; Arno Boesveld Stichting ANEMOON; Klaas van Dort, BLWG