Getijdeslakje wisselt naam (en meer?)

Naturalis Biodiversity Center, Stichting ANEMOON
4-SEP-2022 - Recent kreeg het bijzondere Getijdeslakje een andere wetenschappelijke naam. Daarmee ontstond ineens de vraag: heeft dat invloed op een eventuele beschermingsstatus? Onlogisch, onwenselijk, maar niet onmogelijk. Het dilemma van een belangrijke indicator voor een hoogwaardig zoetwatergetijdengebied.

Gebaseerd op nieuwe inzichten heeft het in ons land voorkomende Getijdeslakje onlangs een nieuwe wetenschappelijke naam gekregen. Onverwacht dilemma daarbij is dat het niet op voorhand uitgesloten is dat zo’n verandering invloed heeft op de beschermingsstatus. De vraag welke organismen in een land bescherming krijgen, hangt namelijk nauw samen met de vraag tot welke soort ze behoren. Die debatten worden bemoeilijkt door het feit dat soortnamen nogal eens veranderen. Het zou uiterst onwenselijk zijn dat de recente naamswijziging voor het Getijdeslakje invloed zou hebben op de beschermde status voor deze soort, die een uitermate belangrijke indicator is van een hoogwaardig zoet- (en licht brak-) watergetijdengebied dat verhoudingsgewijs zelden in Europa voorkomt.

In de onderstaande tekst wordt ingegaan op het voorkomen van de soort in ons land, waarna apart de problematiek met betrekking tot naamswijzigingen en bescherming ter sprake komt.

Getijdeslakje in Nederland

Het Getijdeslakje is een klein, door de leefwijze en schelpkleur onopvallend slakje met een huisje van 4 tot maximaal 5 millimeter. Het voorkomen van deze soort in Nederland is beperkt tot het zoet- en brakwatergetijdengebied van de Rijn en Maas. Binnen dit verspreidingsgebied vormt het Nationaal Park De Biesbosch het kerngebied. In De Biesbosch is het dier hoofdzakelijk waargenomen in verwilderde wilgenvloedbossen. Zowel in De Biesbosch als daarbuiten wordt het Getijdeslakje ook in zeggenrijke rietruigten en op en onder beslibde stenen aangetroffen. Het zoetwatergetijdengebied van De Biesbosch, met Spindotterbloem, Getijdeslakje en Schedevloedmos, is uniek in Europa en het gezamenlijk voorkomen van dit drietal indiceert de uitzonderlijk hoge kwaliteit van dit zoetwatergetijdenhabitat.

Getijdeslakje en verspreiding. Boven: links: levende dieren (Bron: A.W. Gmelig Meyling); midden: normaal huisje, Visserijgriend te Hoogvliet; rechts: uitzonderlijk linksgewonden exemplaar. De witte streepjes komen overeen met 1 millimeter (Bron: H. Bakker). Onder: voorkomen in deel van De Biesbosch. De kleuren geven onder andere dichtheden aan (lichtblauw 0-5, violet 5-10, donkerblauw 10-20, groen 20-50, rood meer dan 50 exemplaren in monster), geel = lege huisjes, soort niet of niet (meer) levend gevonden

Achteruitgang

Door menselijke ingrepen zoals bedijking, industrie, stedenbouw en in het bijzonder de Deltawerken, is de laatste decennia veel veranderd in het zoetwatergetijdengebied. Door de aanleg van de stormvloedkering werd de getijdenslag in het Hollands Diep en in De Biesbosch sterk gereduceerd. In de Brabantse en Dordtse Biesbosch is dit gereduceerd van ongeveer 2 meter naar circa 0,3 meter. In de Sliedrechtse Biesbosch is er dankzij de directe verbinding met de Noordzee nog een restverschil van ongeveer 0,7 meter. Door het wegvallen van de grote getijdenslag is met name in de Brabantse en Dordtse Biesbosch het areaal getijdengebied dat tijdens gemiddelde hoogwaters dagelijks overspoeld wordt, sterk afgenomen. Daardoor zijn de meeste grienden verdroogd en ongeschikt geworden voor het Getijdeslakje. Dankzij de grotere getijdenslag in de Sliedrechtse Biesbosch is daar minder sprake van verdroging van het habitat en bleef het areaal natte grienden relatief groot. Uit onderzoek dat in 1999 in de Dordtse en Sliedrechtse Biesbosch is uitgevoerd, bleek de soort in de Dordtse Biesbosch zowel op minder plekken als in lagere dichtheden voor te komen dan in de Sliedrechtse Biesbosch. In verhouding tot de overige aangetroffen waterslakken werden in de Dordtse Biesbosch 4 Getijdeslakjes op de 1000 waterslakken waargenomen tegen 28 exemplaren per 1000 voor de Sliedrechtse Biesbosch. Hoe groot de achteruitgang van het Getijdeslakje precies is, is onduidelijk. Zeker is wel dat deze vanwege verdroging van een groot deel van het voormalig habitat aanzienlijk moet zijn.

Al in 2003 gaf de Rode Lijst van bedreigde en verdwenen land- en zoetwatermollusken in Nederland aan dat de aantallen in ons land zeer sterk waren afgenomen en werd het dier gezien als ernstig bedreigd. Op basis van de recente en oude vondsten moet het Getijdeslakje vóór het wegvallen van het grote getijdenverschil talrijk geweest zijn in De Biesbosch en in de oeverlanden van het Hollands Diep. In 1958 meldde Butot van de Catharinaplaatjes 183 exemplaren. Dergelijke aantallen worden zelfs tijdens grote monsternamen bij lange na niet meer in De Biesbosch aangetroffen. Tijdens  herbemostering van de Catharinaplaatjes in 2003 werden slechts 7 exemplaren aangetroffen.

Spindotter is een gidssoort voor het Getijdeslakje. Daar waar Spindotterbloem talrijk is zijn de hoogste dichtheden van het Getijdeslakje aangetroffen. Overige plantensoorten die veelvuldig in dezelfde biotoop worden aangetroffen zijn onder andere Moeraskruiskruid, Gele lis, Moeraswalstro, Moerasvergeet-mij-nietje, Bittere veldkers en Sterrekroos

Bescherming

Tot op heden maakt deze soort in Nederland geen deel uit van actief beschermingsbeleid. Recente pogingen om bij stedelijke uitbreiding populaties in het mondingsgebied van de zoetwatergetijdenrivier Het Wantij te behouden zijn mislukt. Wel wordt een hakhoutgriendje elders langs Het Wantij opnieuw begreppeld met als hoofddoel uitbreiding van Getijdeslakje en Spindotterbloem.

Getijdennatuur ontwikkelingsprojecten

Om meer ruimte te geven aan de ontwikkeling van de rivier- en getijdennatuur zijn en worden bedijkte polders in verbinding gebracht met het getij door de dijken open te graven. Het bekendste voorbeeld is het teruggeven aan het getij van grote delen van polder Noordwaard bij Werkendam. Minder bekend zijn projecten in de Sliedrechtse Biesbosch waarbij zeven polders onder invloed van het getij werden gebracht. Met name in dit nog dynamische deelgebied biedt deze natuurontwikkeling mogelijkheden voor uitbreiding van het Getijdeslakje. In 1999 en 2000 werd het Getijdeslakje aangetroffen in zowel de Nieuwe Kat als in de Huiswaard, die begin jaren 90 in verbinding zijn gebracht met het getij. Steekproeven in 2016 en 2017 geven aan dat de soort zich hier verder heeft uitgebreid. Naar verwachting zijn inmiddels ook andere getijdenpolders in de Sliedrechtse Biesbosch gekoloniseerd. Dit compenseert bij lange na het areaal aan leefgebied niet dat verloren ging door de aanleg van de Deltawerken, al kan het feit dat er de laatste decennia ook sprake is van enige uitbreiding van leefgebied vanzelfsprekend wel als positieve ontwikkeling worden gezien.

Gevolgen en resultaten Kierbesluit

Hoe klein en onopvallend dit specialistische en zeldzame slakje ook is, de indicatieve waarde maakt het voor het bijzondere getijdenmilieu een zeer belangrijk dier. Vanwege het beoogde herstel van het getij (Kierbesluit) in het benedenrivierengebied en het Nationaal Park De Biesbosch, is het van groot belang dat ook deze soort spoedig bij monitoring wordt betrokken. Het gedeeltelijk openstellen van de Haringvlietdam zal ongetwijfeld invloed hebben op de verspreiding van deze soort en de aan hetzelfde milieu gebonden andere organismen. Op voorhand valt niet te voorspellen of dit positief of negatief gaat uitpakken. De gevolgen van het versterkte getij zijn prima te volgen door oude vindplaatsen van het Getijdeslakje opnieuw te bemonsteren, en nieuwe locaties te selecteren voor bemonstering.

Bemonsteringen zijn onder meer vanwege de ligging vaak lastig en tijdrovend. Recente en eerdere inventarisaties zijn steeds op vrijwillige basis uitgevoerd

Naamswijziging: onvoorzien en ongewenst probleem?

Gedurende lange tijd werd het Getijdeslakje aangeduid met de wetenschappelijke naam Mercuria (of Pseudamnicola) confusa. Zoals de naam confusa (=verward) al aanduidt, is er veel verwarring geweest over de juiste naam van dit dier. In 2017 toonden Boeters & Falkner al aan dat de in Nederland waargenomen soort eigenlijk Mercuria anatina is. De ‘echte’ Mercuria confusa zou een synoniem zijn van een soort die in Frankrijk voorkomt. Maar dit jaar bleek uit een nog recentere studie van Miller en collega's, gebaseerd op genetische data, dat het in Nederland ook niet om Mercuria anatina gaat, maar om Mercuria tachoensis. Die soort is beschreven van Portugal (de naam verwijst naar de Taag), en is ook bekend van een aantal andere locaties op het Iberisch Schiereiland. Hoewel deze soort op het eerste gezicht in een groot gebied voorkomt, blijkt het dier binnen dat gebied slechts van een aantal specifieke plekken bekend te zijn. Op basis van de genetische afstand wordt de hypothese gesteld dat de soort zich na de laatste ijstijd vanuit het zuidelijke refugium naar het noorden heeft verspreid, waarschijnlijk via watervogels.

Effect van naamswijzigingen op beschermingsstatus

De meeste landen beschermen een gedeelte van hun planten- en diersoorten. De vraag welke organismen die bescherming krijgen, hangt nauw samen met de vraag tot welke soort ze behoren, de zeldzaamheid van soort en leefgebied en de rol die ze vervullen. Zelfs de ‘aaibaarheid’ kan een rol spelen; een gebied van een pas ontdekte primaat maakt eerder kans op bescherming dan dat van een kleine slakkensoort. Bij beschermingsvraagstukken speelt mee dat soortnamen nogal eens veranderen op basis van nieuwe inzichten en genetisch onderzoek. In de laatste decennia zijn tal van revisies en moleculaire overzichten gepubliceerd van soortgroepen. Dit soms tot grote frustratie van taxonomen en andere wetenschappers en onderzoekers, vanwege alle naamswijzigingen.

Verwarrende status, areaalomvang

In onderzoek en natuurhistorische collecties kunnen de vele naamswijzigingen soms tot verwarring leiden, lastig, maar niet onoverkomelijk. Anders is het met betrekking tot de eventuele bescherming van een soort. De naamswijziging in 2017 had een onverwacht effect; hierdoor veranderde in principe ook de beschermingsstatus van deze soort op Europees niveau. Volgens de publicatie ‘Bedreigde en verdwenen land- en zoetwatermollusken in Nederland’ was de beschermingsstatus van Mercuria confusa namelijk 'Ernstig bedreigd'. Door de naamswijziging naar Mercuria anatina is deze status op de IUCN-website veranderd naar 'Stabiel'. Dat komt doordat Mercuria anatina gezien wordt als een in Europa wijder verspreide soort. Hoewel de status voor Mercuria tachoensis op de IUCN-website nu nog genoteerd staat als 'Onbekend', lijkt het waarschijnlijk dat deze alsnog als minder bedreigd zal worden beschouwd. Tenminste als je je alleen baseert op het ogenschijnlijk nog grotere verspreidingsgebied van die soort zonder daarbij mee te tellen dat het hierbinnen slechts om uiterst kleine deelgebiedjes gaat. Tel je dat wél mee, dan blijft het Getijdeslakje in heel Europa een uiterst zeldzame soort. En bekijk je het landelijk, bijvoorbeeld alleen in Groot-Brittannië of in ons geval alleen in Nederland, dan is duidelijk dat de status ongewijzigd dient te blijven. De soort is afgenomen, bedreigd, zeldzaam en heeft ook nog eens een hoge indicatieve waarde.

Conclusie

Dit natuurbericht heeft als doel te wijzen op de problematiek die naamswijzigingen soms ongewild kunnen veroorzaken op het gebied van bescherming. Hoewel de Nederlandse naam gelijk blijft (er komt in ons land maar één Mercuria-soort voor), zou een aanpassing van de wetenschappelijke naam, eerst van Mercuria confusa naar Mercuria anattina en nu naar Mercuria tachoensis, zomaar kunnen leiden tot een afname in 'belangrijkheid qua bescherming'. En dat is uiteraard niet de bedoeling. Bescherming van deze en andere bijzondere soorten is en dient te worden gebaseerd op het voorkomen en het leven van het dier zelf. Niet van de naam. Ongeacht haar naam staat de Nederlandse Mercuria-soort onder zware druk. Er zijn slechts enkele populaties bekend die geen van alle groot zijn. De soort gaat achteruit en dit is ook op Europees niveau in de ons omringende landen het geval. Op de meeste plekken gaat het om geïsoleerde populaties waarbij kleine menselijke ingrepen grote gevolgen kunnen hebben.

Meer informatie

Tekst: Hannco Bakker en Han Raven, Naturalis Biodiversity Center; Arno Boesveld, Rykel de Bruyne en Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON
Foto's: A.W. Gmelig Meyling (leadfoto: het Getijdeslakje is opgenomen op de IUCN-lijst van bedreigde diersoorten); A. Boesveld; H. Bakker