Tauroskalfjes

Welke rassen horen bij natuurlijke begrazing?

ARK Rewilding Nederland
1-MRT-2020 - Al veertig jaar worden in Nederland runderen en paarden ingezet bij het natuurbeheer. Hiervoor zijn robuuste rassen nodig die het hele jaar door in de natuur kunnen overleven. Dit deel van de serie over natuurlijke begrazing in Nederland gaat in op dit aspect.

In Nederland worden paarden en runderen op verschillende manieren bij natuurbeheer ingezet. Op de ene plek treedt de beheerder sturend op en grazen de dieren alleen in het zomerseizoen, zogenaamde seizoensbegrazing. De dieren worden letterlijk ingezet. Op andere plekken mogen de dieren en de natuur meer zelf bepalen waar, hoe lang en wat er gegraasd wordt. Bij deze 'natuurlijke begrazing' leven dieren jaarrond in de natuur, en moeten ze in hoge mate zelfredzaam zijn. Dat maakt dat bij natuurlijke jaarrondbegrazing andere rassen nodig zijn dan bij seizoensbegrazing.

Schotse hooglander

In weer en wind

Om het hele jaar door in de natuur te overleven, zijn robuuste rassen nodig. De dieren moeten immers niet alleen hete zomers aankunnen, maar ook snijdende winterse kou, een flink sneeuwdek en aanhoudende koude regens. Kalfjes en veulens moeten zonder hulp geboren kunnen worden. En bij runderen moet de melkgift niet te hoog zijn, om uierontsteking en erger te voorkomen. Uiers moeten bovendien klein zijn, om te voorkomen dat ze in de doorstruiken blijven vasthangen of dat heel jonge kalfjes niet goed bij de spenen kunnen. Tevens moeten de dieren een groot herstelvermogen hebben, tegen tal van natuurlijke parasieten kunnen en niet of nauwelijks aandacht van een dierenarts nodig hebben. Ze moeten een dikke wintervacht hebben, maar ook een dunne zomervacht, zeker nu het steeds warmer wordt in Nederland. Zo nodig moeten ze zelfs kunnen zwemmen om zichzelf (inclusief jong kroost) bij overstromingen in veiligheid te brengen. We weten dat het oorspronkelijke wilde paard en het oerrund dit allemaal aankonden, maar zijn hun nakomelingen, de gedomesticeerde paarden en runderen, nog steeds geschikt?

Tal van rassen

Het moge duidelijk zijn dat bijvoorbeeld dikbilrunderen ongeschikt zijn, omdat ze alleen met een keizersnede kunnen bevallen. Ook hoogproductief melkvee en rassen die vroeg geslachtsrijp zijn, vallen af, evenals grote trekpaardenrassen. Bij vroegrijpe rassen zijn koetjes al zeer jong vruchtbaar; nog niet volgroeid geeft dit problemen bij de bevalling.

Wat houden we dan nog over? Gelukkig zijn er verschillende runder- en paardenrassen die traditioneel sober gehouden werden en dus veel aankunnen. Diverse paardenrassen werden vroeger gehouden in grote begraasde open bossen en heide in laagland, maar ook in de bergen. Jaarlijks werden de kuddes in kralen bijeengedreven. Wat nodig was als rijpaard, trekpaard of voor consumptie werd uit de kuddes gehaald. Dergelijke rassen zijn er nog in heel Europa en zijn uitermate geschikt voor begrazing in de natuur. Zoals alle paardenrassen stammen ze af van het gedomesticeerde wilde paard, maar hebben door de manier van houden veel ‘survival-genen’ en kennis behouden. Denk daarbij aan koniks en exmoorpony’s, die in Nederland in veel natuurgebieden leven, of bijvoorbeeld het Bosnisch bergpaard dat elders in Europa in de vrije natuur leeft.

Konikpaarden in de Gelderse Poort bij Nijmegen

Ook sommige runderrassen werden ’s zomers in afgelegen gebieden gehouden en moesten het daar zelf redden tot aan de komst van de winter. Goede voorbeelden zijn rassen die in de bergen gehouden werden en minder productief en erg robuust zijn. In Nederland zijn Schotse hooglanders en galloways in veel natuurgebieden aanwezig en deze rassen doen het hier uitstekend. Het is wel zo dat de runderrassen die je uit andere delen van Europa haalt, ook eigenschappen hebben die zijn aangepast aan de lokale omstandigheden aldaar. Aangepast aan het koele, vochtige Schotse klimaat blijft de vacht van hooglanders bijvoorbeeld ’s zomers erg lang, waardoor de dieren bij hogere temperaturen al snel oververhit dreigen te raken. Ze staan dan ter afkoeling dagenlang met hun buik in het water, wat met name in voedselarme vennen niet altijd goed uitpakt. Geleidelijk aan zien we wel dat de Schotse rassen hun vacht aan de Nederlandse zomers aanpassen.

Zuidelijke runderrassen hebben dit probleem niet. Zij moeten wennen aan de kille Nederlandse winters, maar hebben ’s zomers een mooie dunne vacht. Ook bij hun vindt aanpassing plaats. Voorbeelden van zuidelijke rassen zijn de Spaanse rassen tudanca en sayaguesa; ze leven in enkele natuurgebieden in Nederland. Eigenlijk zijn ook het heckrund en de tauros hier voorbeelden van. Beide rassen zijn grotendeels samengesteld uit Zuid-Europese rassen. De rode geus is een kruising van een oud Nederlands ras (het brandrode rund) met het Franse salers. Ook deze hebben een dunne zomervacht en dikke wintervacht.

Rode geuzen aan de Waal

Eigenlijk zijn er, behalve de dunne zomervacht, weinig verschillen tussen deze robuuste rassen. Wel is het zo dat hoe soberder het ras en hoe minder vlees of melk deze produceert, hoe geschikter het dier is voor de begrazing van natuurgebieden. Voor een hoge productie is immers veel energie nodig en hoogkwalitatief voer. Vleesvee en melkvee graast dus noodgedwongen selectiever dan robuuste rassen die jaarrond buiten staan.

Dedomesticatie

Wat we nu zien aan runderen in de Nederlandse natuur is niet het eindplaatje. Niet alleen de natuur zelf, maar ook de beheerder selecteert continu op geschiktheid van individuele dieren voor de Nederlandse natuur. Vroeg geslachtsrijpe of anderszins ongeschikte individuen gaan eruit en daar wordt niet meer mee verder gefokt. Dieren wiens voorouders nog in een stal stonden, zijn nu niets anders gewend dan een leven lang buiten leven. Dat buiten overleven zit hem overigens niet alleen in de genen, maar ook in de terreinkennis die de dieren aan elkaar overdragen, en dan met name van moeder op kalf of veulen. Stapje voor stapje, generatie op generatie worden de runderen en paarden die hun hele leven lang in de natuur leven, zo steeds meer opnieuw een wilde soort. Dedomesticatie of verwildering noemen we dat ook wel, de tegenovergestelde weg van domesticatie en temmen.

Deze nieuwe 'wilde' rassen zijn het resultaat van goed uitgangsmateriaal, een goed fokprogramma en uitgekiend kuddebeheer. Ofschoon levend als echt wild vallen ze nog wel onder allerlei veeteeltregels, zoals de verplichting om ze te oormerken, chippen en dergelijke. Tegelijkertijd is het niet de bedoeling dat ze handtam zijn. De grazers moeten immers hun eigen gang gaan en publiek zo veel mogelijk met rust laten. Als wandelaar wil je immers niet dat een kudde jouw kant op komt gerend voor hooi. De beheerder moet daarom leren samenwerken met dieren die niet handtam, maar wel hanteerbaar moeten zijn. Het beheer van wilde rassen is dan ook een professie. Daarbij is niet alleen oog voor robuustheid, zelfredzaamheid en hanteerbaarheid, maar natuurlijk ook publieksvriendelijkheid.

Om dit object in te laden dien je marketing-cookies te accepteren.

Exmoors begrazen Loozerheide (Bron: Dwaalfilm.eu)

Een nieuw aspect is verder nog de weerbaarheid van de grazers tegenover roofdieren. De wolf is immers terug in Nederland en zal ook zijn intrede doen in begraasde natuurgebieden. Voorlopers als het wilde paard en de oeros konden daar in het verleden goed mee omgaan. Het zal wat gewenning kosten, maar naar verwachting kunnen de rassen die in grote natuurgebieden jaarrond in het wild leven, deze nieuwe uitdaging aan.

In deze serie verschenen eerder

ARK Natuurontwikkeling zet zich in voor het terugbrengen van natuurlijke processen, waarvan natuurlijke begrazing er één is. Grote grazers zorgen voor een afwisselend landschap waar allerlei planten- en diersoorten floreren. Door herintroductie van inheemse, grote planteneters als wisenten, paarden, runderen en edelherten werkt ARK aan het terugbrengen van natuurlijke variatie in landschappen: graslanden, struwelen, bossen en alle overgangen daartussen. In deze serie over natuurlijke begrazing laten we zien waar het om draait bij natuurlijke begrazing, en bij de explosie van leven die ermee samenhangt.

Tekst: Leo Linnartz, ARK Natuurontwikkeling
Foto's: Karsten Reiniers, ARK Natuurontwikkeling
Film: Dwaalfilm.eu