Genetisch onderzoek belangrijk bij monitoring van de wolf

BIJ12
23-APR-2020 - Hoe breng je in kaart waar de wolf zich in Nederland bevindt? En hoe bepaal je bij schade aan landbouwhuisdieren welk dier dit heeft veroorzaakt? Genetisch onderzoek is daarvoor de meest zekere onderzoeksmethode.

Wolven zijn voor mensen behoorlijk onzichtbare dieren. Ze laten echter wel hun DNA-sporen na waardoor we ze kunnen volgen. In het ‘Wolvenplan' (pdf: 1,6 MB) van het Interprovinciaal Overleg (IPO) staat beschreven welk doel genetische monitoring van de wolf op basis van DNA in ons land heeft.

Twee doelen van genetisch onderzoek

Het eerste doel van genetisch onderzoek is om bij schade aan landbouwhuisdieren vast te kunnen stellen welk dier de schade heeft veroorzaakt. Dit kan een wolf zijn, maar ook een hond of een vos. Wolven doden hun prooi veelal door een keelbeet. Daarbij laten ze speeksel achter. Het speeksel is een belangrijke bron van DNA waarmee op het laboratorium kan worden vastgesteld of er sprake was van een wolf of een ander dier. Een belangrijk tweede doel van genetisch onderzoek is om te volgen hoe de wolvenpopulatie in Nederland zich ontwikkelt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van bijvoorbeeld cameravallen, maar zeker ook DNA-sporenonderzoek. Deze sporen kunnen bijvoorbeeld keutels of haren zijn.

Schadebepaling: wel of geen wolf?

Genetisch onderzoek voor het bepalen van schade vindt elke maand plaats. Wanneer een veehouder bij BIJ12 melding doet van gedode of gewonde landbouwhuisdieren en het vermoeden is dat het om een wolf gaat, neemt een taxateur binnen 24 uur een DNA-monster af. Dit monster wordt opgestuurd naar Wageningen Environmental Research (WENR). WENR verzamelt alle monsters en onderzoekt één keer per maand of het DNA afkomstig is van een wolf of een ander dier. Wanneer de uitkomst van het DNA-onderzoek ‘wolf’ is, komt de gedupeerde eigenaar in aanmerking voor een tegemoetkoming in de schade van BIJ12.

Om dit object in te laden dien je marketing-cookies te accepteren.
Schade aan vee door wolven (Bron: BIJ12)

Monitoring wolvenpopulatie

De DNA-monsters waarvan is vastgesteld dat het om een wolf ging, worden één keer per kwartaal voor een tweede keer onderzocht door WENR. Gelijktijdig worden daarbij ook andere monsters van sporen onderzocht. Bijvoorbeeld keutelmonsters, DNA uit bijtwonden van wilde hoefdieren en DNA van eventuele dood aangetroffen wolven. Dit aanvullende onderzoek is bedoeld voor monitoring van de wolvenpopulatie in Nederland (829 KB). De tweede genetische test richt zich op vaststellen van het geslacht en het exacte individu. Deze methode zoomt in op stukjes van het DNA die samen een profiel vormen dat voor elke individuele wolf uniek is. Van elk geselecteerd monster wordt zo’n DNA-profiel opgesteld. Zo kan achterhaald worden of het om een nieuw individu gaat of een individu dat al eerder is waargenomen. Aan de hand van de resultaten kan ook worden vastgesteld of een wolf zich heeft gevestigd en of er kans is op nakomelingen.

Ouders achterhalen

Omdat dieren de helft van hun DNA van de moeder en de andere helft van de vader krijgen, kan op basis van het DNA-profiel ook achterhaald worden wie de ouders zijn. Als al bekend is waar de roedel van deze ouders zich bevindt, weten we daarmee ook waar het dier waarschijnlijk geboren is. Daarvoor is het wel van belang dat de meeste roedels in Centraal Europa genetisch gemonitord worden. En ook dat de profielen kunnen worden uitgewisseld tussen onderzoekers in diverse landen. Dit is georganiseerd vanuit het CEwolf-consortium. CEwolf staat voor Centraal Europese wolvenpopulatie, ofwel de wolvenpopulatie in West-Polen, Duitsland, Denemarken en de Benelux. Het CEwolf consortium heeft per land één deelnemend laboratorium. Alle labs werken met dezelfde methode en dat maakt het mogelijk om DNA-profielen onderling uit te wisselen en na te gaan of een profiel al elders is vastgesteld. Door deze samenwerking is het in de meeste gevallen mogelijk te achterhalen waar dieren oorspronkelijk vandaan komen en welke afstand ze hebben afgelegd.

Snelheid van onderzoek

In overleg met de provincies is afgesproken om maandelijks een soortbepaling uit te voeren voor alle monsters van schadegevallen verzameld in de voorgaande maand. De bepaling van individu en geslacht, dat vooral bedoeld is voor periodieke monitoring, vindt elk kwartaal plaats. Voor deze termijnen is gekozen om het onderzoek zo kosten-efficiënt mogelijk uit te voeren. De huidige aanpak zorgt voor een goede balans tussen arbeidsintensiviteit van het genetisch onderzoek (en daarmee kosten) en de frequentie waarmee de resultaten bekend worden.

Tekst: Leontina Burgers, BIJ12
Foto: Sjon Heijenga
Video: BIJ12