Trekgedrag van bruine kiekendieven uit de lage landen en Scandinavië
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsDe bruine kiekendief (Circus aeruginosus) is in Europa een wijdverbreide broedvogel, die we vooral kennen van moerassen en akkerbouwgebieden. Ze overwinteren in Afrika ten zuiden van de Sahel, hoewel een klein deel van de vogels in het broedgebied achterblijft om te overwinteren.
Zenderen van bruine kiekendieven
In 2004 begonnen onderzoekers van de Universiteit van Lund met het zenderen van bruine kiekendieven in het zuiden van Zweden. Dit leverde prachtige kaarten op van trekroutes naar de Sahel in West-Afrika, waarbij, met name bij oostenwind, soms ook Nederland werd aangedaan. Opvallend was dat de kiekendieven in een relatief nauwe band trokken, in tegenstelling tot wat bekend is van andere roofvogels zoals de grauwe kiekendief en visarend.
In 2012 werd door de toenmalige Werkgroep Grauwe Kiekendief (nu Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels - GKA), de eerste bruine kiekendief in Oost-Groningen uitgerust met een UvA-BiTS GPS-logger. Het doel was meer te leren over hun ruimtegebruik in dit agrarische landschap en hun aanvaringsrisico met windmolens, in aanvulling op het onderzoek naar het ruimtegebruik van grauwe kiekendieven in hetzelfde gebied. Een jaar later gingen ook Belgische onderzoekers van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) aan de slag met bruine kiekendieven-onderzoek (als Vlaamse bijdrage voor het Europese LifeWatch-project), in nauwe samenwerking met GKA. De Belgische onderzoekspopulatie situeerde zich eveneens in landbouwgebied, met name in het Noordoost-Vlaamse Krekengebied.
Internationale vergelijking
De kiekendieven die in de lage landen werden geloggerd leverden natuurlijk ook informatie over hun trekroutes. Deze vogels overwinterden net als de Zweedse vogels in West-Afrika, en op het eerste zicht gebruikten ze gelijkaardige trekroutes, zoals je ook zou vermoeden op basis van historische ringgegevens. Echter, toen in een internationale samenwerking de datasets naast elkaar werden gelegd, toonden deze een paar opvallende verschillen.
Verschillen in trekroutes
Ten eerste bleken de nauwe trekbanen, vooral in Europa, parallel te lopen. Daar waar de Zweedse kiekendieven aan de oostkant de Pyreneeën passeren, doen de vogels uit de lage landen dat aan de westkant. De uiteindelijke overwinteringsgebieden overlappen, waardoor verschillen in trekroutes in Afrika maar klein zijn. Het is opmerkelijk dat de trekbanen voor een trekroute van zo’n 5000 kilometer zo lang parallel lopen. Net als alle trekvogels driften bruine kiekendieven wel wat met de wind, en het blijft vooralsnog een raadsel hoe de vogels binnen hun nauwe trekbanen weten te blijven.
Verschillen in timing
Een tweede belangrijk verschil was dat de timing tussen de populaties verschilde. De Nederlandse en Belgische vogels broedden eerder, waardoor ze ook eerder aan hun najaarstrek begonnen. Vervolgens verlieten ze het overwinteringsgebied ook eerder. Echter, omdat ze vervolgens onderweg een lange stop maakten in Noord-Afrika, werden ze bijgehaald door de Zweedse vogels die weliswaar later vertrokken maar wel direct doorvlogen. De vogels uit de verschillende populaties kwamen daarom, opmerkelijk genoeg, op hetzelfde moment in het broedgebied aan. Het is alsof de Nederlandse en Belgische vogels een andere strategie volgden dan de Zweedse vogels.
De datum waarop Belgische en Nederlandse kiekendieven vertrokken uit West-Afrika varieerde ook sterk tussen opeenvolgende reizen. Zo vertrok een Groningse kiekendief die elk jaar naar Ghana trok het ene jaar wel een maand eerder naar Marokko dan in het andere jaar. Dit doet vermoeden dat hun vroege vertrek uit West-Afrika wordt bepaald door veranderlijke omgevingsomstandigheden; meer dan voor hun Zweedse soortgenoten het geval is. Dit is echter moeilijk hard te maken zonder uitgebreid veldwerk in de overwinteringsgebieden.
Het is interessant te beseffen dat we met dit onderzoek weliswaar een veel beter beeld hebben verkregen van waar de vogels overwinteren, en van hun trekroutes en -schema’s, maar dat het onderzoek tegelijkertijd ook veel vragen oproept. Want eigenlijk hebben we geen sluitende verklaring voor de ontdekte verschillen. Oftewel, we weten steeds beter hoe vogeltrek eruitziet maar durven niet te stellen dat we het daarmee ook beter begrijpen. Vogeltrek blijft wat dat betreft een fascinerend fenomeen.
De kracht van internationale samenwerking
De kracht van deze studie is in ieder geval het samenvoegen van de datasets. In plaats van op eigen data te blijven zitten, blijkt het keer op keer veel vruchtbaarder om samen te werken. In het kader van deze studie werden de Nederlandse en Belgische datasets daarom ook gepubliceerd als open data op Movebank. Op dit platform worden allerlei tracking studies verzameld waardoor de data maximaal herbruikbaar zijn binnen de internationale tracking community. De datasets zelf worden uitgebreid beschreven in een data-paper. Daarnaast is de studie open access gepubliceerd waardoor de open science-principes volledig toegepast werden. Iedere geïnteresseerde kan namelijk elke stap in deze studie meevolgen en kan, indien gewenst, zelf aan de slag met de data en code. Op deze manier hopen we het draagvlak voor en de zichtbaarheid van het onderzoek te vergroten en kunnen onderzoekers die in andere landen aan bruine kiekendieven gaan werken straks in een handomdraai hun data met de onze vergelijken.
Meer informatie
Het volledige artikel (Western Marsh Harriers Circus aeruginosus from nearby breeding areas migrate along comparable loops, but on contrasting schedules in the West African–Eurasian flyway.) is vrij toegankelijk te lezen. Een pdf van het artikel is gratis te downloaden.
Tekst: Raymond Klaassen, Wouter Vansteelant, Tanja Milotic, Sylvia de Vries, Anny Anselin, GKA
Foto’s: Roger Janssens; Ben Koks