Trapezeschelp ontdekt in Nederland
Stichting ANEMOONOp 2 april 2021 verzamelde Gab Mulder in Zeeuws-Vlaanderen op de Platen van Hulst een brok fraaie, aan elkaar gegroeide Japanse oesters (Magallana gigas). Bij het schoonmaken viel daar een doubletje uit van een kleine tweekleppige. Al snel werd duidelijk dat dit geen jonge oester was, maar een jong exemplaar van een tweekleppige die nog niet eerder levend of in verse toestand in ons land gevonden was. We hebben hier te maken met een jong exemplaar van de soort Cardita calyculata.
Zeer oude vorm
Cardita calyculata hoort bij de geologisch gezien zeer oude tweekleppigenfamilie Carditidae, waarvan veel soorten worden aangeduid met de naam 'trapezeschelpen'. Dat is gebaseerd op de in meer of mindere mate trapeziumvormige schelpen. Overigens zijn er ook andere vormen, van vrijwel rond of eivormig tot rechthoekig of nog meer langgerekt. Er leefden al vertegenwoordigers in het Perm, een geologisch tijdperk dat bijna 300 miljoen jaar geleden begon. Er zijn veel fossiele soorten bekend. Ook bij ons spoelen zo nu en dan schelpen van al lang uitgestorven familieleden aan. Bekend is bijvoorbeeld de uit het Eoceen stammende 'zwinkokkel' Venericor planicosta; een dikschalige soort met enorme slottanden, die vooral in Zeeuws-Vlaanderen gevonden wordt.
Tegenwoordig komen wereldwijd nog ongeveer honderdvijftig soorten uit deze familie voor, die vrijwel allemaal in warmere gebieden leven. Trapezeschelpen zijn over het algemeen opvallend stevig, met in de meeste gevallen duidelijke dwarsribben die over de buitenkant lopen. Het slot heeft vaak opvallende slottanden. Sommige vormen kunnen oppervlakkig wat op kokkels of andere hartschelpen lijken.
Zuid-Europese soort
De nu in de oesterkluit aangetroffen Cardita-soort leeft algemeen in de Middellandse Zee en rondom de Canarische Eilanden en de Azoren. Meer noordwaarts ligt het verspreidingsgebied langs de Atlantische kust van Portugal en Spanje, met als noordgrens ongeveer de Franse kust rond de Golf van Biskaje. De dieren leven in de littorale zone in habitats met hard substraat. Ze hechten zich daar vast met zelfgesponnen byssusdraden aan rotsen, losse stenen grint en schelpen, waaronder uiteraard ook grote oesterschelpen. Schelpen van jonge exemplaren, zoals de huidige vondst in Zeeuws Vlaanderen, zijn aanvankelijk afgerond, worden dan meer rechthoekig en zijn uiteindelijk in volwassen toestand sterk naar achteren verlengd (langgerekt) en breder. Het gevonden doubletje is vijf millimeter groot. Volwassen exemplaren worden circa drie centimeter lang.
Klimaatmigratie
Behalve soorten die vanuit heel andere delen van de wereld onze regionen bereiken en zich daar handhaven en uitbreiden (exoten), zien we de laatste decennia ook allerlei organismen hun oorspronkelijk meer zuidelijke verspreidingsgebied in noordwaartse richting uitbreiden. Ze worden daarbij onbedoeld vaak een handje geholpen door de mens. Via oestertransporten, mosselbroed, ballastwater en aangroei op schepen en dergelijke, komen ze in onze wateren terecht. Daar weten ze zich, geholpen door het mildere klimaat met steeds zachtere winters, nu wél te handhaven, terwijl dat vroeger niet kon. Ook via de reguliere weg, in het plankton meegevoerd met zeestromingen, breiden soorten zich uit. Je zou het klimaatmigranten kunnen noemen. Zuidelijke soorten die onze kant opkomen, worden immers al vaak aangeduid als 'klimaatopschuivers'. Omdat het betreffende exemplaar is aangetroffen in een kluit oesters, ligt het voor de hand te denken aan aanvoer via de schelpdierindustrie. Toch is dat niet zeker. Oesters vormen een ideaal substraat voor planktonische larven en ander in het water zwevend spul om zich op te vestigen. Aanvoer via ballastwater van schepen of in aangroei op de romp, of zelfs via natuurlijke weg (opschuivend vanaf oesterstandplaatsen zuidelijker van Zeeland) is ook een optie. Dan zou het misschien lonend kunnen zijn om bijvoorbeeld in de haven van Oostende naar deze soort uit te kijken. En wie weet is het dier ook al doorgedrongen tot andere plaatsen in ons land; in en rondom Yerseke bijvoorbeeld.
Nieuw voor onze fauna?
Gezien de duidelijk langgerekte vorm, zou je qua Nederlandse naam bijvoorbeeld kunnen denken aan Verlengde trapezeschelp of iets dergelijks. Maar daar is het nu nog te vroeg voor. Gebaseerd op één klein doubletje – weliswaar vers en met vleesresten aangetroffen in autochtone oesters – mogen we nog niet met zekerheid aannemen dat deze soort echt al vaste voet aan (Neder-)land heeft gezet. Wel is duidelijk dat we op het voorkomen bedacht moeten zijn en we dienen zeker naar deze soort uit te kijken. Cardita calyculata past immers in het profiel van zuidelijke soorten die zich in noordwaartse richting kunnen uitbreiden. Overigens is er geen reden aan te nemen deze soort veel invloed op de omgeving en inheemse soorten zal hebben. 'De toekomst zal het leren' is de gebruikelijke term bij dit alles.
Tekst: Gab Mulder en Rykel de Bruyne, beiden Stichting ANEMOON
Foto's: Rob Vink (leadfoto: juveniel, zeer vers doubletje van Cardita calyculata, gevonden door G. Mulder op 2 april 2021 op de Platen van Hulst (Zeeuws-Vlaanderen) in een klomp aaneengegroeide Japanse oesters); Rykel de Bruyne
Alle meldingen van schelpdieren en andere zee-organismen zijn welkom bij Stichting ANEMOON en via platforms als Waarneming.nl.