Monitoring faunapassage A12 bewijst geschiktheid voor kritische gladde slang
Heijmans, RAVON, RijkswaterstaatMeerdere kritische gladde slangen zijn op deze plek gezien.
Achtergronden
De bermen van rijkswegen op de Veluwe zijn belangrijke leefgebieden van reptielen. De aanwezige biotopen en afwezigheid van mensen maken ze geschikt voor vrijwel alle in Nederland voorkomende soorten. Zo bevindt de dichtste populatie zandhagedissen van Nederland zich in een door asfalt omgeven eilandje bij afrit Oosterbeek op rijksweg A12, zo meldden Van Delft en anderen in 2016. Omdat alle reptielensoorten beschermd zijn, wordt bij de aanleg of verbreding van wegen rekening gehouden met hun leefgebied. Ten tijde van de verbreding van rijksweg A12 tussen Ede en Grijsoord (2013-2016) is dit echter naar een heel nieuw niveau getrokken: Rijkswaterstaat daagde bouwbedrijven in de aanbesteding actief uit om een natuurinclusieve aanpak te ontwikkelen. Winnaar Heijmans deed dat onder andere door in samenwerking met Ecogroen, RAVON, Zoogdiervereniging, ProRail, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Geldersch Landschap en Kasteelen, Ministerie van Defensie en de gemeenten Ede en Renkum geïsoleerde reptielenleefgebieden in bermen van de rijksweg en daarbuiten met elkaar te verbinden en de hoeveelheid beschikbaar leefgebied uit te breiden. Door dergelijke ontsnipperingsmaatregelen kunnen dieren nieuwe stukken leefgebied bereiken en kan genetische uitwisseling plaatsvinden. De maatregelen worden gemonitord op gebruik door diverse soortgroepen en daar komt inmiddels belangrijke informatie uit.
Aan elkaar geknoopte wegbermen
Eén van de maatregelen die Heijmans trof was het met elkaar verbinden van bermen van de A12 die door de spoorlijn Utrecht-Arnhem waren doorsneden. Ten behoeve van de wegverbreding moest het viaduct over het spoor worden vernieuwd. In plaats van de A12 daarvoor af te sluiten of het wegverkeer over een tijdelijk viaduct te laten rijden, koos Heijmans ervoor om een nieuw viaduct aan te leggen dat breder was dan nodig. Dit had twee voordelen: het verkeer kon tijdens de werkzaamheden blijven doorrijden en nadien kon de extra breedte aan weerskanten van de A12 worden ingericht als faunapassage (Figuur 1). Hierdoor lopen de bermen aan beide kanten van de A12 dus naadloos door boven het spoor.
De faunapassages op het viaduct zijn ingericht voor allerlei kleinere dieren, zoals reptielen, kleine zoogdieren en insecten (Figuur 2). De kritische gladde slang was een van de doelsoorten voor de genomen inrichtingsmaatregelen. De betreffende passages zijn tussen de 2,5 en 4,5 meter breed en 50 meter lang. Er is inmiddels een halfopen kruidenvegetatie ontstaan (Figuren 5 en 6). Dit, in combinatie met de aangelegde stobbenwallen, zorgt voor een goede geleiding, schuilmogelijkheden en voedsel voor kleine fauna. De open ligging zorgt voor veel licht en warmte; cruciaal voor de koudbloedige reptielen. Met het juiste beheer van de bermen en passages, nog steeds door Heijmans, wordt het biotoop in stand gehouden en geoptimaliseerd. Hierbij wordt specifieke en lokale kennis van de soorten gebruikt voor het maken van de juiste keuzes. De passages in kwestie zijn niet toegankelijk voor mensen en zelfs verboden terrein vanuit veiligheidsoogpunt.
Ontdekt door reptielen
De periodieke monitoring van de faunapassages wordt uitgevoerd door RAVON. In 2018 zijn daarbij al hazelworm en zandhagedis aangetroffen. Tegelijk was een goede ontwikkeling van de aangelegde biotopen vastgesteld.
Dit jaar is de monitoring herhaald en de resultaten zijn spectaculair. Op beide faunapassages (noord en zuid) zijn diverse reptielen aangetroffen. Op de faunapassage aan de noordkant van de A12 zijn maar liefst twee volwassen gladde slangen (Figuur 4) en verschillende zandhagedissen en hazelwormen gezien. Beide gladde slangen zijn later op minder dan 25 meter afstand in de wegberm teruggevonden, evenals nog twee andere volwassen gladde slangen. Tenminste twee van de vier gladde slangen waren drachtig en begin september is dan ook een pasgeboren dier in de berm gevonden. Hoewel deze resultaten al uniek zijn, zijn de resultaten voor de zuidelijke faunapassage nóg fascinerender. Ook hier zijn twee volwassen gladde slangen midden op de faunapassage gevonden en heeft één van hen daar begin september maar liefst vijf jongen geworpen (Figuur 3)! De aanwezigheid van meerdere exemplaren van de kritische gladde slang, inclusief voortplanting, zo kort na aanleg is opmerkelijk en zeer positief.
Naast en op de zuidelijke faunapassage is verder vier maal een volwassen ringslangvrouw gevonden. Op basis van unieke uiterlijke kenmerken kon worden vastgesteld dat dit individu de hele passage van west naar oost – en daarmee het spoor – was overgestoken. Ook is de hazelworm op de passage aangetroffen, inclusief een pasgeboren exemplaar eind september. Nog niet eerder zijn zoveel reptielenwaarnemingen op een smalle natuurpassage gedaan in Nederland. Met vier van de zes Veluwse reptielensoorten kan deze locatie inmiddels met recht een noemenswaardige reptielenlocatie worden genoemd.
Conclusies
Onder faunapassages vormen ecoducten de meest robuuste verbindingen. Het gebruik door reptielen is bij dit soort voorzieningen het meest aannemelijk en ook meermaals aangetoond. De huidige casus illustreert echter dat kleinschaligere voorzieningen ook uitstekend kunnen functioneren. Zulke voorzieningen zijn relatief eenvoudig mee te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen, vooral als ze zoals in het geval van de A12 een dubbelfunctie kunnen hebben (faciliteren doorstroming van verkeer tijdens de aanleg van het viaduct, vervolgens functioneren als permanente faunapassage). Het is uiteraard essentieel dat leefgebieden van soorten aansluiten op dergelijke voorzieningen om tot succes te leiden. Daarvoor is een integrale aanpak nodig, waarbij de faunapassage in samenhang wordt bekeken met inrichtingsmaatregelen en beheer in de omgeving.
Meer informatie
- Het artikel Translocatie reptielen bij de verbreding A12 Ede – Grijsoord (RAVON 18(3): 48-53), geschreven door J. Van Delft, J.W. Burgmans, V. Loehr, E. De Vries en R.P.J.H. Struijk in 2016.
Tekst: J. van Delft, RAVON; V. Loehr, Rijkswaterstaat; V. Nederpel, Heijmans; R. Struijk, RAVON
Foto’s: V. Loehr; R. Struijk