Doorbraak in kweek zeldzame platte oester
ARK Rewilding NederlandIedereen die de Noordzeenatuur wil versterken is het er over eens dat het starten van nieuwe schelpdierriffen en het ondersteunen van bestaande riffen een belangrijke, zo niet dé belangrijkste, factor is om de biodiversiteit te vergroten. Schelpdierriffen geven beschutting aan een gemeenschap van andere soorten, plek om te eten, te paaien en op te groeien. Riffen ontstaan echter niet uit het niets: er is een goede ondergrond nodig, bodemrust en tijd, plus voldoende larven van schelpdieren en/of kokerwormen. Pas als zo’n nieuw rif voldoende groot is kan het voor zichzelf zorgen, en dat begint met zo’n 70.000 volwassen oesters.
ARK Rewilding Nederland is in 2019 begonnen met experimenten om riffen te vormen door met baby-oesters begroeide schelpen uit te zetten. Tot nu was het verkrijgen van voldoende broedmateriaal een van de belangrijkste beperkende factoren om op te schalen naar riffen van voldoende volume met echte ecologische impact.
Daar is door het werk van Stichting Zeeschelp nu verandering in gekomen. De organisatie in Kamperland heeft de notoir moeilijk te kweken Europese platte oester zover doorgrond dat er een stabiele stroom oesterbroed kan worden toegezegd. Ook de natuurschade door de aanleg van de Tweede Maasvlakte kan bijvoorbeeld goed worden gecompenseerd met gekweekte oesterlarven. De rechter heeft onlangs bepaald dat dit alsnog moet gebeuren. Er is dertien jaar natuurontwikkeling in te halen.
Stichting Zeeschelp
Wie op bezoek gaat bij Stichting Zeeschelp op de dijk vlak achter de Oosterscheldekering, ziet aan het gebouwtje niet af dat hier iets revolutionairs gaande is. Pas als je in de kweekruimte komt en de hypermoderne waterzuiveringmachines ziet, waar ultrafilters ervoor zorgen dat de oesters virus- en bacterievrij Oosterscheldewater ontvangen, en je in de volgende ruimte vaten met borrelende algensoep ziet die de oesters te eten krijgen via een ingenieus leidingensysteem, begint je te dagen dat hier wat bijzonders gebeurt.
In een stille zijkamer leven de Europese platte oesters waar het hier om draait. In de Nederlandse Noordzee zijn ze bijna uitgestorven. Wel worden ze nog gekweekt voor de culinaire markt. Liefhebbers verkiezen ze boven de Japanse oester of creuse, een invasieve exoot. De commerciële kweek is afhankelijk van de resterende populatie in de Grevelingen en Oosterschelde. Dat is kwetsbaar, vooral in de Grevelingen: in de warme zomer van 2022 stierf daar volgens berichten van de kwekers 95 procent van de platte oesters en 80 procent van de creuses. Het water was zuurstofarm, wieren groeiden te hard over de oesters heen en ook de oesterboorder – een parasitaire slak – bedreigt de populatie. Zelfs als de waterkwaliteit verbetert, zal er de komende jaren weinig broed zijn, omdat de populatie zo is teruggelopen.
Ook voor natuurontwikkeling op zee zouden uit het lab gekweekte oesters een uitkomst zijn: de gekweekte Grevelingen-oesters kunnen een ziekte (Bonamia) bij zich dragen en mogen daarom niet zomaar buitengaats in Bonamia-vrij gebied uitgezet worden. Het is kostbaar om volwassen oesters te kopen en bovendien: wat heb je aan een paar oesters in de grote, grote zee? Volume en levenskracht, dat is nodig om een rif te starten dat zichzelf in stand kan houden – een belangrijk principe van rewilding. Echter: de Europese oester blijkt van alle tweekleppigen het moeilijkst te kweken.
Stabiel oesters laten voortplanten lukte niet
Met veel moeite lukte het Marco Dubbeldam van Stichting Zeeschelp jaarlijks om een kleine hoeveelheid baby-oesters te produceren, maar voorspelbaar was het niet. Hoewel de oesters uit de stille kamer op gezette tijden hun voortplantingscellen afscheidden en daaruit oesterlarfjes voortkwamen, stierven die en masse tegen de tijd dat ze moesten gaan ‘vallen’. Dat is vaktaal voor een plekje zoeken om zich te hechten en zélf een schelp te gaan vormen.
"Hoe vaak hebben we niet vol spanning de berichten van Marco af zitten te wachten. We hebben larven. Een miljoen. Ze krijgen voetjes. Ze gaan vallen. En dan wéér het bericht: ze zijn dood, allemaal." Ernst Schrijver is binnen het Noordzeeteam van ARK bezig met praktische experimenten om schelpdierriffen te stimuleren in de Noordzee. De inheemse Europese oester is hiervoor een geschikte kandidaat omdat die op grotere diepte kan overleven dan de Japanse.
Wat heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat het bij stichting Zeeschelp nu wél lukt?
“Wij hebben ons helemaal geconcentreerd op deze kweek,” zegt Marco. “We kregen van verschillende kanten de vraag om oesterbroed, dat gaf ons de gelegenheid om de geldpotjes bij elkaar te leggen en ons echt te focussen. Oesters laten voortplanten leer je niet uit een wetenschappelijk artikel, je moet het doen en er gevoel voor krijgen. Het is een ambacht. Dat kun je wel aan iemand leren, als die naast je staat en meewerkt, maar niet met een handboek.” Nauwkeurige observatie, focus en snel kunnen schakelen. Dat waren de doorslaggevende ingrediënten om uiteindelijk te slagen. “Karel van den Wijngaard van ARK bracht me in contact met kwekers in Australië. Ze hebben daar net een andere oester, maar wel een soort die net als de Europese wilde oester broedzorg kent," zegt Marco.
Ervaringen uitwisselen helpt het focussen op de knelpunten. In Nederland werkt hij ook al een aantal jaar samen met NIOZ, Bureau Waardenburg, Roem van Yerseke, Wageningen Marine Research en HZ University of Applied Sciences. Open kennisdeling en samenwerken maakt het verschil. "Wageningen Marine Research ontdekte dat een bepaalde alg het verschil maakte. Had ik net weer een student die snel uit kon vogelen hoe je die alg kon kweken. Bij het NIOZ in Texel hadden ze weinig larven, maar wel een goede broedval. Waar lag dat aan? Een beetje warmer water. Zo hadden we ineens een aantal knoppen om aan te draaien.”
In 2022 kwam daarmee de doorbraak: het lukte het om twaalf procent van de oesterlarven zich te laten vestigen op oude oesterschelpen. “Toen waren de schelpen op,” vertelt Marco. “Maar ik had nog wel larven. Dus heb ik uitgeprobeerd hoe het ging met kalkvlokjes. Dat ging helemaal fantastisch, bijna veertig procent van de larven vormde hier schelpen op. Oesters vestigen zich maar één keer in hun leven, dus dan krijg je losse schelpen. Voor de commerciële kweek is dit een fantastisch product.” Voor het herstarten van schelpdierriffen in zee is oesterbroed dat vastzit op schelpen beter. Dit is minder kwetsbaar voor wegspoelen. Marco denkt dat er ongeveer 250.000 baby-oesters op een kuub schelpen gaan. Daarvan overleeft in zee maar een deel.
“Om te spreken van een rif, een levensvatbaar, zichzelf in stand houdend rif, heb je het toch over minimaal 70.000 volwassen oesters. Om dat te bereiken, zullen we denk ik vijftig kuub per jaar moeten uitzetten,” schat Ernst Schrijver van ARK. Voor het zover is, zal Stichting Zeeschelp de productie nog flink moeten opschalen. Aan de broedjes zal het niet liggen.
Naast ARK dragen Stichting Noordzee – met het project de Rijke Noordzee – en de stimuleringsregeling 'Zeeland in Stroomversnelling' financieel bij in het onderzoek.
Tekst: ARK Rewilding Nederland
Foto's: Udo van Dongen, Bureau Waardenburg; Ernst Schrijver; Jeroen Helmer, ARK Rewilding Nederland