West-Indische boomvaren na 138 jaar herontdekt op Sint Eustatius
Dutch Caribbean Nature Alliance (DCNA), STENAPA, Wageningen University & ResearchJohn Janssen en André van Proosdij van Wageningen Universiteit en Research werkten nauw samen met STENAPA tijdens dit en eerder veldonderzoek op Statia/Sint Eustatius. Het veldwerk is onderdeel van een langlopend onderzoek naar de flora en vegetatie van de Nederlands Caribische eilanden.
Een deze maand uitgevoerd onderzoek was gericht op de steile binnenhellingen van de Quill-vulkaan. Er is weinig bekend over de soorten die op deze steile hellingen leven, omdat ze groeien op plekken die niet toegankelijk zijn voor mensen. Door gebruik te maken van remote technieken – waaronder luchtfoto’s, verrekijkers en hoge-resolutiefoto’s – probeerden de onderzoekers de planten te identificeren die op de hellingen groeien en de vegetatie te beschrijven.
Spectaculaire ontdekking
De meest opzienbarende vondst is die van vijf exemplaren van de West-Indische boomvaren (Cyathea arborea). Boomvarens ontstonden in het Carboon, een geologisch tijdperk 360-300 miljoen jaar geleden. Ze kunnen ruim tien meter hoog worden met tot twee meter lange bladeren. Hun stam is geen echte stam, varen vormen immers geen hout, maar bestaat uit een sterk en dicht pakket wortels. De aanwezigheid van deze soort is voor het eerst op Statia gedocumenteerd in 1885, maar de West-Indische boomvaren was sindsdien nooit meer waargenomen.
De vijf aangetroffen exemplaren groeien op het lagere deel van de noord-georiënteerde helling, waar het microklimaat koel en vochtig is. Gedurende 138 jaar kon deze soort voortbestaan op plekken die niet voor mensen toegankelijk zijn en die niet zichtbaar zijn vanaf de uitzichtpunten op de wandelpaden. De aanwezigheid van deze zeldzame boomvarens illustreert de hoge biodiversiteit van het Quill Nationaal Park en onderstreept het belang van bescherming van de natuurlijke vegetatie.
Vulkaan met bijzondere begroeiing
Het team kon de meeste van de aangetroffen plantensoorten op de beelden identificeren. Zoals verwacht, is de vegetatie duidelijk anders dan elke andere vegetatie op het eiland. De op de zon gerichte hellingen herbergen een ijle vegetatie met onder andere Tecoma stans, Anthurium cordatum, de orchidee Epidendrum ciliare, de zuilcactus Pilosocereus royenii, de boom Tabebuia heterophylla, de liaan Cissus verticillata en enkele soorten Tillandsia (Bromelia-familie). De naar het noorden gerichte hellingen zijn dichter begroeid, als gevolg van de schaduw en lagere droogte-stress. Hier groeien grote groepen Anthurium cordatum, Pitcairnia angustifolia, Clusia major, de vijg Ficus citrifolia en meerdere soorten varens. Met name de grote aantallen orchideeën en varens zijn belangrijk, aangezien deze op andere rotsachtige plaatsen die wel voor geiten toegankelijk zijn, worden opgegeten.
Janssen en Van Proosdij spreken zich uit over wat het resultaat van het onderzoek betekent: “De vondst van deze boomvarens wijst erop dat op deze uiterst steile hellingen en op de kraterrand nog meer zeldzame en ernstig bedreigde soorten voorkomen die nog niet ontdekt zijn.” STENAPA en de WUR zetten het onderzoek naar deze gebieden dan ook graag voort.
Tekst: John Janssen en André van Proosdij, Wageningen Universiteit en Research, STENAPA, DCNA
Foto’s: John Janssen