
Waar zijn de witjes?
De VlinderstichtingEr leven in Nederland vier soorten koolwitjes, die allemaal verspreid door het hele land voorkomen. Het klein koolwitje is de meest wijd verbreide, maar ook het groot koolwitje, het klein geaderd witje en sinds een jaar of tien ook het scheefbloemwitje kun je eigenlijk overal wel tegenkomen.
Heel normaal
Het klein geaderd witje leeft vooral op wat vochtigere en ‘natuurlijkere’ plaatsen, het scheefbloemwitje wordt voornamelijk in tuinen in bebouwd gebied gevonden. De witjes overwinteren als pop. Ze hebben hun eerste generatie in het voorjaar. Vanaf eind maart en in april waren ze volop aanwezig. Als we deze voorjaarsgeneratie vergelijken met die van de afgelopen dertig jaar, dan vlogen ze heel normaal en misschien zelfs iets beter dan voorgaande jaren. Ze hebben zich toen voortgeplant en zijn er nu niet meer. De rupsen zijn er wel degelijk, maar die vallen natuurlijk veel minder op.
Junidip
Dit fenomeen, dat er aan het einde van de lente en het begin van de zomer weinig vlinders zijn, noemen we de junidip. Deze is er ieder jaar en we hoeven ons daar dus niet ongerust over te maken. Als het goed is zullen uit de rupsen die er momenteel zijn over een paar weken weer volop witjes tevoorschijn komen.
Dit geldt niet alleen voor de witjes, maar voor veel vlinders die meerdere generaties per jaar hebben. De voorjaarsgeneratie is uitgevlogen en de zomergeneratie vliegt nog niet. Zo waren er een paar weken geleden ook veel icarusblauwtjes en kleine vuurvlinders. Ook die kom je nu niet veel meer tegen.
Zomervlinders
Er zijn ook vlinders die maar één generatie per jaar hebben, en deze vliegt meestal in de zomer. Die beginnen nu dus te vliegen, maar zijn nog lang niet op hun top. Zo zullen we bijvoorbeeld het groot dikkopje en het bruin zandoogje de komende weken veel meer te zien krijgen. Het is nu even een dip, maar dat is over een paar weken over. Of 2025 een goed of een slecht vlinderjaar wordt is nu nog niet in te schatten. De natte dagen die we hebben gehad, waren wel hard nodig en mogelijk kunnen de rupsen van de voorjaarsvlinders zich hierdoor goed ontwikkelen.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting