
Klimaatverandering vraagt om nieuw natuurbeleid
Provincie GroningenHet onderzoek is gedaan in het kader van een afstudeerstage van februari tot en met juli 2025. De centrale onderzoeksvraag was: hoe kan de provincie Groningen omgaan met de gevolgen van klimaatverandering voor het behalen van haar natuurdoelen tot 2050?
Om deze vraag te beantwoorden is gekeken naar wat klimaatverandering voor gevolgen heeft voor zeven verschillende beheertypen: typen natuur met kenmerkende vegetaties en milieucondities. De provincie Groningen is, op basis van landschappelijke kenmerken, op te delen in zeven verschillende deelgebieden. Per deelgebied is een beheertype geselecteerd. Vervolgens zijn, op basis van wetenschappelijke literatuur, de mogelijke effecten van klimaatverandering op de geselecteerde beheertypen onderzocht.
Het klimaatscenario
Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van een van de KNMI’23-klimaatscenario's: het 'hoge uitstoot CO2, vernatting'-scenario. Dit scenario gaat ervan uit dat de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen hoog blijft en dat het Nederlandse klimaat natter wordt. Volgens het scenario ligt de gemiddelde jaarlijkse temperatuur rond 2050 2,4 graden Celsius hoger dan in de periode 1850 tot 1900. Daarnaast is de verwachting dat de hoeveelheid jaarlijkse neerslag toeneemt en er meer droogte in de zomer komt. Bovendien is uitgegaan van een zeespiegelstijging in de Waddenzee van 350 millimeter tot 2050. Ook is de verwachting dat weersextremen, zoals hevige buien, hittegolven en langdurige droogte vaker voorkomen.
Natuur onder druk
Uit de analyse blijkt dat deze veranderingen in het klimaat de natuur flink onder druk zetten: vijf van de zeven onderzochte beheertypen worden negatief beïnvloed. Van de onderzochte beheertypen heeft klimaatverandering alleen potentieel een positief effect op het beheertype 'ruigteveld'. Dit beheertype, dat onderzocht is voor het deelgebied Oldambt, omvat soorten die vroeg in de successie voorkomen en die profiteren van de verstoringen die klimaatverandering kan bieden. Voor het beheertype 'dynamisch moeras', in het Centrale Woldgebied en Duurswold, is het netto-effect van klimaatverandering onduidelijk: klimaatverandering helpt een grotere dynamiek in de waterstand, maar zorgt ook voor verzilting.
Andere natuurtypen hebben vooral nadelen. Zo kan de kwelder aan de Waddenkust niet snel genoeg sediment opvangen om bij te blijven met de zeespiegelstijging, waardoor zij (deels) zal verdwijnen. De vochtige hooilanden in het Zuidelijk Westerkwartier krijgen te maken met lagere grondwaterstanden en een meer ongunstige voedselrijkheid van de bodem, waardoor de vegetatie onder grotere druk komt te staan.
Droge bossen in de Veenkoloniën en de haagbeuk- en essenbossen in Westerwolde zullen naar verwachting meer last krijgen van droogte, ziekten en parasieten. Ook bosbranden en stormen vormen richting het jaar 2050 een grotere bedreiging. De overstromingsgraslanden in Gorecht krijgen te maken met meer overstromingen en meer droogte; de afwisseling tussen deze twee extremen is waarschijnlijk te veeleisend voor de vegetatie.
Al met al zal het gekozen klimaatscenario een grote impact op de onderzochte natuur hebben indien dit zich voordoet. Met name de extremen binnen de klimaatverandering (hoge temperaturen en hevige neerslag) kunnen een grote impact hebben op de natuur. De natuur kan zich hier onvoldoende op aanpassen.
Natuurdoelen raken uit zicht
De impact van klimaatverandering op de vegetatie heeft verstrekkende gevolgen voor diergroepen zoals vogels en zoogdieren, die sterk afhankelijk zijn van specifieke leefgebieden. Als beheertypen onder druk komen te staan, verdwijnen ook de habitats van soorten die daar van nature in voorkomen. Deze druk komt boven op andere drukfactoren, zoals versnippering van natuur en teveel stikstof. Klimaatverandering zorgt dus voor extra druk op de al afnemende biodiversiteit. Een afname van de biodiversiteit heeft gevolgen voor de maatschappij, omdat de natuur onder andere bijdraagt aan voedselproductie, toerisme en bescherming tegen overstromingen.
Veel dier- en plantensoorten komen voor in beschermde natuurgebieden, zoals Natura 2000-gebieden of het Natuurnetwerk Nederland (NNN), en vallen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). Voor deze soorten – en de habitats waarin zij voorkomen – draagt de provincie een wettelijke verantwoordelijkheid. Daarom zijn deze soorten en habitats een belangrijk onderdeel van het huidige beleid. Door de samenlopende drukfactoren zullen habitats en populaties achteruitgaan of verdwijnen, waardoor natuurdoelen, gericht op specifieke soorten en habitats, steeds moeilijker haalbaar worden. Beleidsdoelen die meer gericht zijn op het faciliteren van natuurlijke processen of robuuste landschappen, zoals binnen het NNN, blijven haalbaar, hoewel de precieze invulling daarvan onder invloed van klimaatverandering kan veranderen. Zo kan klimaatverandering beïnvloeden welke natuurgebieden effectief uitgebreid of verbonden kunnen worden.
Koerswijziging
Het huidige natuurbeleid is vaak star. Het richt zich op specifieke habitats, soorten en aantallen. Er zijn natuurdoelen gebaseerd op strikte juridische kaders die de natuur bescherming bieden, maar tegelijkertijd onvoldoende ruimte bieden voor dynamiek. Ecosystemen zijn continu in ontwikkeling. Onder invloed van klimaatverandering gaan ontwikkelingen sneller. Daardoor is het onzeker of de natuurdoelen gericht op soorten en habitats gehaald kunnen worden. Zelfs bij extra inzet binnen het bestaande beleid zullen niet alle soorten en habitats behouden kunnen blijven.
Klimaatadaptatie betekent dat we natuurbeheer en beleidsmaatregelen aanpassen aan de nieuwe en veranderende klimaatomstandigheden, zodat de natuur beter kan meebewegen met en herstellen kan van de effecten van klimaatverandering. Om effectief te reageren op de toenemende druk van klimaatverandering is het noodzakelijk om klimaatadaptatie structureel onderdeel te maken van het natuurbeleid. Dat vraagt om natuurbeleid dat inspeelt op veranderende omstandigheden, natuurlijke processen de ruimte geeft en klimaatadaptieve maatregelen integreert. Alleen zo draagt beleid bij aan een veerkrachtige natuur.
Een voorbeeld daarvan is ’t Roegwold, een gebied met oude en nieuwe natuur. Hier is landbouwgrond omgevormd tot een dynamisch moeras. Door te werken met wisselende waterstanden ontstaat een veerkrachtig en adaptief ecosysteem dat beter in staat is om CO2 vast te houden, bodemdaling te beperken en biodiversiteit te herstellen. In 2026 wordt een nieuwe Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) door het Rijk gepubliceerd, die handvatten kan bieden bij het volledig maken van de noodzakelijke koerswijziging in natuurbeleid.
Aanbevelingen voor de toekomst
Het advies voor de provincie Groningen is om nieuw natuurbeleid te ontwikkelen waarin natuurlijke processen centraal staan en waarin ruimte is voor grotere, aaneengesloten natuurgebieden met duidelijke overgangen (gradiënten). Zo krijgt de natuur de kans zich aan te passen aan het veranderende klimaat. Omdat klimaatverandering bepalend is voor de ontwikkeling van natuur, moet dit in alle fases van beleid worden meegenomen: van de keuze voor nieuwe natuurgebieden en hoe deze ingericht en beheerd moeten worden, tot de evaluatie van bestaand beleid.
Verder is het belangrijk natuurbeleid sterker te verbinden met andere maatschappelijke opgaven, zoals de energietransitie, de versterking van defensie en de landbouwtransitie. Op die manier kan de natuur bijdragen aan én profiteren van deze ontwikkelingen en bijbehorende investeringen. Tegelijkertijd blijft het toewerken naar klimaatadaptieve natuur door deze integrale aanpak beter geborgd.
Tekst: Daan Corzaan, Provincie Groningen
Beeld: A. Wiersma, Provincie Groningen (leadfoto: natuurgebied Marumerlage); Provincie Groningen; Hardscarf, Wikimedia Commons