Foto 3: Halfopen struwelen met meidoorn, hondsroos en vlier worden afgewisseld met bloemrijk kruidenland. Begrazing door paarden, runderen en wisenten is hier essentieel om het ‘grasland’ afwisselend en bloemrijk te houden en te voorkomen dat struiken gaan overheersen. Slikken van de Heen, mei 2023.

Bossen planten of wachten op spontaan herstel?

ARK Rewilding Nederland
10-AUG-2025 - De Nederlandse en Europese natuur moet herstellen, daarom geldt sinds 2024 de Europese Natuurherstelverordening. Een van de punten van de wet is dat de kwaliteit van bossen moet verbeteren en dat er tussen nu en 2030 in de hele EU drie miljard extra bomen moeten worden geplant. Maar is dat op deze schaal wel nodig? Overal in Europa brult het bos al vanzelf uit de grond!

Met iedere windvlaag laten berken en lindes duizenden zaadjes meevoeren, in stromende rivieren laten wilgen en zwarte elzen hun zaadpluisjes en -proppen varen. Als planten één onstuitbare drift hebben, dan is het wel om zich voort te planten. De spontane verjonging van bomen en struiken heeft veel voordelen. Jaar na jaar vestigen zich allerlei planten en die diversiteit – zowel in leeftijd als soort - maakt hen minder kwetsbaar voor ziekten. Ook is er ruimte voor verrassingen, zoals de verschijning van walnoot, die zich als klimaatvolger steeds vaker vestigt in uiterwaarden. De omstandigheden bepalen welke plantensoorten waar voet aan de grond krijgen. Waar ze groeien, zijn de omstandigheden onmiskenbaar geschikt. De samenstelling van bomen en struiken geeft zo een goed beeld van de omgevingsfactoren. Bij aanplant verlies je dat inzicht en het is maar afwachten of soorten gedijen op de plek waar ze zijn neergezet. Met aanplant in bossen wordt veelal het eindbeeld voor de komende eeuwen beoogd. Daarin is vaak weinig ruimte voor open plekken en zonbeschenen bosranden met alle soortenrijkdom die daarbij hoort, of voor de onvoorspelbare invloed van klimaatverandering op de samenstelling van soorten. Toch kan aanplant wel degelijk een gunstig effect hebben.

Verdwenen zaadbronnen

Ooit was Nederland veel rijker aan boom- en struiksoorten dan tegenwoordig. Veel soorten zijn zeldzaam geworden en komen niet zomaar op eigen gelegenheid terug, vaak omdat ze ook rondom ons land zeldzaam zijn. Soms omdat ze tweehuizig zijn en het stuifmeel van de mannelijke bomen de bloeiende vrouwelijke exemplaren niet meer bereikt. Aanplanten, herintroduceren eigenlijk, is in dat geval een geschikt pad om die soorten terug te krijgen. Liever niet in de vorm van een bomenakker op rijtjes, maar in kleine groepjes bovenstrooms of bovenwinds. Zo kan de natuur zorgen voor een instroom van zaden en kiezen de omstandigheden voor de juiste plek voor elke soort. Op die manier is de zwarte populier teruggekeerd in Nederland. Zwarte populieren werden, in kleine groepjes verspreid, als zaadbronnen geplant langs de rivieren. Door natuurontwikkeling ontstonden er op afgegraven grond geschikte omstandigheden voor massale vestiging. Ook aanplant in de vorm van heggen of houtwallen is geschikt. Het past bij de cultuurhistorie van Nederland. Van daaruit kunnen in de rest van het gebied verspreid bomen en struiken kiemen en opgroeien. Als de aangeplante haag in de toekomst ook begraasd wordt, dan zal deze op de lange duur steeds verder vervagen en opgaan in het natuurlandschap.

Vijf landschappen, vijf bossen

Sinds de jaren 1980 wordt op tal van plekken in Nederland nieuwe natuur ontwikkeld door overheden en natuurorganisaties. Al 35 jaar werkt ARK Rewilding Nederland met vele partners, waaronder Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en De Landschappen aan natuurontwikkelingsprojecten verspreid over Nederland. Natuurlijke processen vormen daar het landschap en de natuur mag haar eigen gang gaan. Beken meanderen en uiterwaarden overstromen. Kruiden, grassen, bomen en struiken verschijnen en verdwijnen in wisselwerking met de teruggebrachte wilde en verwilderde grote grazers. Kijk mee met de spontane bosontwikkeling in vijf 'gerewilde', of verwilderde, landschappen in Nederland.

Gelderse Poort en Grensmaas

De oevers van de Waal en Rijn blijken bijzonder rijke zaadbanken. Overal langs de grote rivieren is bosontwikkeling nauwelijks te stoppen. Op oevers, aan de randen van klei-, zand- of grindwinning of juist op kale bodem – mits die niet te vaak onder water staat – komen bomen op. Op voormalige akkers en afgegraven grond verjongen berken, wilgen en populieren soms als haren op een hond, naast de nodige vlieren, meidoorns, hondsrozen, Gelderse rozen en rode kornoeljes. Zonder grote grazers ontstaat er al snel een ondoordringbaar woud van jonge bomen, waar onderlinge concurrentie bepaalt welke soort of soorten er overblijven. Met grote grazers, zoals paard en rund, krijgen minder bomen en struiken de kans om groot te groeien. Ook weerbaarheid tegen vraat bepaalt of een soort opgroeit of niet. Inmiddels is er een afwisselend beeld te zien: open en dichte delen wisselen af met bloemrijke graslanden omzoomd met doornstruwelen. Bloeiende bomen, struiken en bloemen zorgen het hele groeiseizoen voor nectar en ondersteunen een veelheid aan insecten – en daarmee vogels.

Na klei-, zand- of grindwinning kiemen op de achtergebleven kale bodem al snel duizenden bomen. Vaak zijn dit pioniersoorten, zoals wilg en zwarte populier

Op de drogere oeverwallen kiemen minder wilgen en populieren en voeren struiken zoals meidoorn, kerspruim en hondsroos de boventoon. Zomereik, gewone es, gewone en Noorse esdoorns, zoete kers en steeds vaker ook walnoot kiemen hier tussen de vele doornstruiken. Als ze geluk hebben, profiteren ze van de bescherming door doorns, stekels en dichte takken van struiken om hen heen. De pechvogels wacht een kwijnend bestaan als bonsaiboompje. 

Open struweel met een jonge gewone es midden in een hondsroos. Bisonbaai, mei 2021

Op voormalige weilanden gaat de ontwikkeling veel langzamer. Vooral als die flink bemest zijn en een dichte grasmat domineert, komt bosontwikkeling moeizaam op gang. Soms duurt het wel 25 jaar. Zonder begrazing ontstaat er een dichte, vervilte laag dood gras, waarin bomen en struiken moeilijk kiemen. Met begrazing zijn de kiemomstandigheden gunstiger, maar loopt een jonge plant meer risico om te worden opgegeten. Desondanks verschijnen er na enkele decennia op steeds meer plekken jonge hondsrozen, meidoorns of bramen. Dat gaat sneller als in de winter delen van het grasland nat worden en dan gemakkelijk door grote grazers opengetrapt worden. De vele pootafdrukken zijn evenzovele goede kiemplekken voor alle soorten waarvan de zaden aan komen waaien of door een vogel worden uitgepoept.

Zuidwestelijke Delta

Ook in de Delta is dit patroon zichtbaar. Na de Deltawerken is het natuurlijke proces van eb en vloed verdwenen en zijn veel kwelders permanent drooggevallen. Hoewel ze eerst nog vol zout zaten, zorgde regenwater al snel voor de benodigde zoetwaterbel. Kreekruggen en zandplaten werden als eerste geschikt, gevolgd door de meer kleiïge delen. Boswilgen, schietwilgen, ruwe berken en wat spaarzame populieren voeren in de meer beboste stukken nu de boventoon. Elders zijn enorme open struwelen met duindoorn, meidoorn, hondsroos, braam, sleedoorn en vlier ontstaan, afgewisseld met grotere en kleinere stukken bloemrijk grasland. Grauwe wilgen staan overal in de vele voormalige kreken. 35 jaar na de verzoeting groeit het aantal boom- en struiksoorten gestaag in dit landschap. Zomereik, gewone es, veldesdoorn, iepen, wegedoorn, rode kornoelje en vele andere soorten verschijnen op het toneel. Elke plek en elke voormalige kwelder ontwikkelt zich net even anders, waardoor de variatie groot is. Op de ene plek overheersen graslanden, elders open struwelen en weer elders halfopen bos. Na ruim dertig jaar geven steeds meer boswilgen de geest. Ze worden door een storm geveld of opengespleten. Terwijl dit bostype verdwijnt, verschijnt het volgende al.

Halfopen struwelen met meidoorn, hondsroos en vlier, afgewisseld met bloemrijk kruidenland. Begrazing is hier essentieel om het ‘grasland’ afwisselend en bloemrijk te houden en te voorkomen dat struiken gaan overheersen. Slikken van de Heen, mei 2023

In dit open, bloemrijke grasland komen de laatste jaren steeds meer struiken op. De aanwezige grazers houden ze voorlopig nog in bonsaivorm. Linksachter een boswilg waar door storm één zware tak uit gewaaid is en de rest nog overeind staat. Slikken van de Heen, mei 2023

Beneden-Geuldal

Ook op de Zuid-Limburgse lössgrond ontwikkelt zich bos. Net als op rivierklei en in de Delta bepaalt hier vooral het voormalige landgebruik hoe snel de ontwikkeling van bos en struweel gaat. Op onderstaande foto is de langzame ontwikkeling van open struweel in een begraasd voormalig grasland te zien. Hier profiteren, naast eenstijlige meidoorn, wilde mispel, verwilderde appel, rode kornoelje, hazelaar en Gelderse roos van de geboden kansen. Op voormalige akkers komt het bos juist snel op.

Deze wilde mispel heeft zich spontaan gevestigd vanuit het naastgelegen hellingbos. Het boompje wordt stevig gesnoeid door paard en rund, maar vormt als reactie daarop steeds meer doorns en korte stugge zijtakken langs de stam. Ingendael, mei 2021

De foto hieronder laat zien dat ook met de nodige runderbegrazing een landschap snel dicht kan groeien bij de aanwezigheid van veel akkers en weinig grasland. Gras en kruiden vormen immers de hoofdmoot van het menu van de grote grazers, het bestaat voor een klein deel uit jonge bomen en struiken. Zijn er daar veel van, dan worden er vele niet of nauwelijks gesnoeid, met een dicht bos tot gevolg. In het Meerssenerbroek was dat het geval. Daar ontstond een gesloten bos waarin berk, es en esdoorn overheersen met typisch Limburgse bossoorten als gevlekte aronskelk en eenbes in de ondergroei. Is er meer grasland en zijn er meer grote grazers, dan krijgt bosopslag veel minder kans en ontstaat er een open struweel met verspreide bomen.

In de dalvlakte is op de voormalige akker links op de foto massaal bos van ruwe berk, boswilg en grauwe els opgekomen. Zo massaal, dat er voor de aanwezige runderen geen beginnen aan was. Tussen de bomenrij rechts ligt een strook waar gras domineert. Ook op de voorgrond is een grasstrook met wat bramen en jonge meidoorns te zien. Meerssenerbroek, april 2011

Maashorst en Kempen-Broek

Op de hogere zandgronden gaat bosontwikkeling een stuk moeizamer. Door de arme bodem groeien bomen langzamer en zijn ze gevoeliger voor vraat van hert, wisent, rund en paard. Wil je meer bos, dan moet de vraatdruk van deze snoeiers niet te hoog zijn. Droogte heeft daarnaast sneller gevolgen. Enerzijds omdat de blaadjes van bomen en struiken langer groen blijven dan het gras, anderzijds omdat die bomen en struiken zelf last hebben van het droge weer. Maar ook hier geldt dat de snelste bosontwikkeling plaatsvindt op verstoorde grond, zoals afgeplagde voormalige akkers, gegraven laagtes en drooggevallen wateren en hun oevers. Bestaande graslanden – en zeker bemeste graslanden – laten de minste bosontwikkeling zien. Opvallend genoeg laten heiderestanten juist een snelle bosontwikkeling zien, vooral met grove den.

Onverwacht bleek in 2024 dat ook een nat jaar zo zijn gevolgen kan hebben. Niet alleen poelen, vennen en sloten kwamen dat jaar vol met water te staan, maar ook alle terreinlaagtes, dus overal waar geplagd was. Veel opslag van berk, braam en grove den is dat jaar gestorven, evenals de nodige bomen in bestaand bos. Dat lijkt een forse terugslag, maar je kunt het ook zien als onderdeel van de natuurlijke dynamiek. Waar berken, beuken en dennen verdronken, deden wilgen het juist opvallend goed. Zo sturen het landschap en het klimaat uiteindelijk de soortsamenstelling van (bos)begroeiing.

Geplagde plekken, zoals deze voormalige akker, begroeien op de hogere zandgronden snel met ruwe berken en grove dennen. Maashorst, september 2022

Ook droogvallende poelen en vennen raken al snel begroeid met wilgen en berken. Maashorst, juni 2022

De duinen

Duingebieden in Nederland groeien gemakkelijk vol met bomen en struiken. Grote grazers bieden het tegenwicht. Omdat de duinen, net als Zuid-Limburg, warmer zijn dan de rest van Nederland, verwelkomen zij eerder zuidelijke soorten. In de duinen in Zuidwest-Nederland is dat bijvoorbeeld wollige sneeuwbal. Zuid-Limburg had de primeur met spontaan opkomende walnoten. Met het opwarmende klimaat zullen nog meer plantensoorten Nederland binnentrekken via het zuidoosten of het zuidwesten.

Wollige sneeuwbal is een van de soorten die voorheen niet verder kwamen dan Noord-Frankrijk, maar die nu ook in de Zuidwest-Nederlandse natuur groeien. Landtong Rozenburg, april 2009

Wat 35 jaar spontane bosgroei ons leert

In alle gebieden waar ARK, samen met partnerorganisaties, de afgelopen 35 jaar actief is geweest, komen bomen en struiken vanzelf op in een begraasd landschap. Soms gaat dit snel, elders traag. Soms dankzij de grote grazers, die het gras kort afgrazen en met hun hoeven geschikte kiemplekken creëren, in andere omstandigheden zijn het juist de grazers die veel bomen en struiken schillen en opeten. De crux is de juiste balans vinden, zodat bossen en struwelen tot ontwikkeling komen, maar er voldoende open plekken blijven met kruidenland en mantel- en zoomvegetaties. De uitdaging is om wat ruimer te kijken naar hoe een bos zich mag ontwikkelen en om de natuur de tijd te gunnen. Wie dat lukt, oogst uiteindelijk een landschap vol leven, variatie en veerkracht.

Tekst: ARK Rewilding Nederland
Beeld: Esther Linnartz; Leo Linnartz, ARK Rewilding Nederland