Wanneer bereikt de gladde snavelneut de Waddenzee?
Wageningen Marine ResearchSteeds vaker worden bij monitoring van bodemdieren in onze zoute wateren nieuwe soorten aangetroffen, veelal gaat het om tweekleppigen. Denk bijvoorbeeld aan de Amerikaanse strandschelp (Mulinia lateralis), de vensterglasschelp (Theora lubrica) en afgelopen jaar de gladde snavelneut (Yoldia limatula). De eerste vindplaats van deze laatste nieuwkomer was in de Westerschelde, nabij de monding in het Sloegebied (zie Natuurbericht 7 juni 2020). Enige tijd later werd deze exoot - na een storm - ook zuidelijker gevonden, op het strand aan de westkust van België. Halverwege juni 2021 werden in een bemonstering in de Voordelta zowel juveniele als volwassen exemplaren van de gladde snavelneut aangetroffen, samen met de Amerikaanse strandschelp.
Gladde sneuvelneut houdt van slibrijke bodem
Het ging in de Voordelta om vindplaatsen in het Brouwerhavense Gat ten oosten van de Aardappelbult, volgens veldwaarnemers Jetze van Zwol, Jack Perdon en Jesse van der Pool die bij deze bemonstering waren betrokken. Op deze locatie is de bodem slibrijk, en dat is het sedimenttype waar de gladde snavelneut een voorkeur voor heeft. Tijdens het eten verwerken ze grote hoeveelheden sediment. Uit onderzoek in zijn oorspronkelijk leefgebied, de Noordwest-Atlantische Oceaan, bleek dat deze soort zelfs in lage dichtheden een enorme invloed op het bodemecosysteem kan hebben. Ze kunnen het sediment makkelijk tweemaal per jaar volledig omwoelen. Deze activiteit – bioturbatie genoemd - is in principe positief voor het goed functioneren van het ecosysteem, omdat het bijdraagt aan een betere zuurstofdoordringing en het verwerken van organisch materiaal. Bioturbatie kan echter ook een negatieve impact hebben op andere bodemdieren. Voor de Waddenzee is bijvoorbeeld beschreven dat wadpieren via bioturbatie een negatief effect kunnen hebben op de dichtheden van juvenielen van andere soorten, waaronder kokkels.
Belang van lange-termijnstudies
De schelpdiermonitoring toont het belang van studies naar biodiversiteit en ecosystemen op de langere termijn. In de kustzone zijn de laatste tien jaar populaties van veel soorten toegenomen (zwaardschedes, venusschelpen, otterschelpen) of recent hersteld (halfgeknotte strandschelpen, zaagjes). De totale biomassa schelpdieren is tegenwoordig veel hoger dan bij het begin van de schelpdierinventarisatie. Johan Craeymeersch en zijn collega-onderzoekers van het schelpdierenteam in het Regiocentrum Yerseke zijn geïnteresseerd in de oorzaak van deze blijkbaar toegenomen draagkracht van de grote wateren.
Jaarlijkse schelpdiermonitoring
De vondst van de gladde snavelneut in de Voordelta werd gedaan tijdens de jaarlijkse schelpdiermonitoring in de Nederlandse kustzone. De inventarisatie maakt deel uit van de Wettelijke Onderzoekstaken (WOT) voor de visserij, en wordt jaarlijks door Wageningen Marine Research uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De schelpdierinventarisaties zijn opgezet in het begin van de jaren negentig. In alle kustwateren worden samen jaarlijks honderden bodemmonsters genomen. Sinds kort kan iedereen de verspreiding en het populatieverloop van diverse soorten schelpdieren (dichtheid en biomassa) in de zoute Nederlandse kustwateren op eenvoudige wijze inzien via de schelpdiermonitor.
Tekst: Johan Craeymeersch en Cecile Leuverink, Wageningen Marine Research
Afbeeldingen: Wageningen Marine Research (leadfoto: juveniel en volwassen exemplaar van de gladde snavelneut, aangetroffen in de Voordelta medio juni 2021)