Appelvink: deze ultieme pittenkraker is dol op Spaanse aak
Bericht uitgegeven door Vogelbescherming Nederland [land] op [publicatiedatum]
De appelvink is een bijzondere zangvogel. Dat komt vooral door zijn megasnavel, die geschikt is om grote zaden en pitten te kraken. De appelvink is niet zeldzaam, wel onopvallend. Het is nu een goede tijd van het jaar om ze te vinden, want appelvinken verzamelen zich op plaatsen met veel voedsel. Ze komen ook in tuinen en parken voor, vooral als er Spaanse aak en haagbeuk staat.
Een appelvink is een bijzondere verschijning, een persoonlijkheid. Uitgevoerd in diverse bruintinten en met opvallend wit in de vleugels en de staart dat je vooral ziet als de vogel vliegt. De toppen van een deel van de slagpennen zijn merkwaardig gekruld en diepblauw van kleur. Maar wat het meest opvalt bij het zien van een appelvink is zijn kolossale snavel. Deze is van binnen voorzien van lamellen waarmee hij zaden kan klemmen. De kaakspieren en de snavel zijn zo sterk dat hij zeer stevige pitten kan kraken: die van kersen bijvoorbeeld, en zelfs die van wilde pruimen! Overigens duurt het kraken van een pruimenpit wel even: een appelvink kan er lang mee hannesen voor de pit precies goed geklemd in zijn snavel zit en de vogel de benodigde maximale druk kan uitoefenen.
Het favoriete voedsel van appelvinken bestaat uit zaden van bomen als Spaanse aak (of veldesdoorn) en haagbeuk. De zaden van de Spaanse aak (‘helikoptertjes’) zijn zeer olierijk en geven de appelvinken veel energie. Ze zijn bovendien eenvoudig te kraken: ook groenlingen, met hun veel kleinere snavels, eten ze. De zaden worden het liefst gegeten als ze nog in de bomen hangen, maar appelvinken zoeken ze ook op tussen het bladval. Ook pitten van diverse soorten Prunus worden veel gegeten, zoals die van de algemene Amerikaanse vogelkers. Deze worden op de grond gezocht. Soms komen appelvinken op voertafels met zonnebloempitten.
Appelvinken leven ’s winters in groepen tot wel tientallen exemplaren. De meeste appelvinken vind je in de bosrijke streken van Nederland: ze zijn tamelijk algemeen in villawijken. Ze gedragen zich stilletjes, waarbij ze contact onderhouden met geluiden die lijken op die van roodborst en merel en alleen vogelkenners opvallen. In deze tijd beginnen de appelvinken met zingen. Ook de zang is onopvallend: hij bestaat uit lange, hoge tonen, afgewisseld met scherpe tikken en nog veel andere, gevarieerde geluiden.
De appelvink is een vogel die met aandacht voor inheemse beplanting van struiken en bomen eenvoudig naar parken en tuinen gelokt kan worden. Hier moet zeker de Spaanse aak genoemd worden, die vaak wordt aangeplant in hagen en parken. Hij verschaft ‘s winters niet alleen appelvinken veel voedsel, maar ook groenlingen, kepen, vinken en huismussen, en is ook rijk aan insecten. Bovendien heeft het blad van de Spaanse aak prachtig gele herfstkleuren. Bosjes met Spaanse aak kunnen jaren achtereen ’s winters appelvinken trekken, zelfs wanneer ze in dichte bebouwing staan. Het vergroot de kans dat er appelvinken in de tuinen komen. En wie wil er geen appelvink in zijn tuin zien?
Beluister ook de zang van de appelvink.
Tekst en foto: Ruud van Beusekom, Vogelbescherming Nederland