klapekster Hageven

Klapekster terug op post?

8-DEC-2011 - De Klapekster was tot het begin van de jaren '80 een vrij normale verschijning in Vlaanderen. Als broedvogel verkoos zij open terreinen met houtkanten in kleinschalig landschap of heideterreinen. Maar de druk op hun omgeving werd te groot en de Klapekster bezweek: in 1996 werd in Zonhoven het laatste broedgeval voor Vlaanderen opgetekend. Tijdens de wintermaanden echter, krijgen we deze gemaskerde bandiet wel nog te zien in onze heidegebieden.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

De Klapekster was tot het begin van de jaren '80 een vrij normale verschijning in Vlaanderen. Als broedvogel verkoos zij open terreinen met houtkanten in kleinschalig landschap of heideterreinen. Maar de druk op hun omgeving werd te groot en de Klapekster bezweek: in 1996 werd in Zonhoven het laatste broedgeval voor Vlaanderen opgetekend. Tijdens de wintermaanden echter, krijgen we deze gemaskerde bandiet wel nog te zien in onze heidegebieden.

Klauwieren danken hun naam aan hun typische foerageergedrag: langdurig speuren ze de omgeving af van op een hoge uitkijkpost op zoek naar een prooi. Plots vliegen ze op en slaan ze toe. Vaak wordt de prooi meteen ontleed en verorberd. Soms belanden ze echter in de voorraadkamer: jonge vogels, reptielen of grote insecten worden gespiest op de doorn van een struik of op de pinnen van een prikkeldraad. Wanneer die prooien ontbreken, in de winter bijvoorbeeld, schakelen ze over op kleine zangvogels en muizen.

Klapeksters speuren op uitkijkposten de omgeving af op zoek naar een prooi (foto: Jos Keppens)

De Klapekster is de grootste vertegenwoordiger uit de familie van de klauwieren en was eeuwenlang een inheemse broedvogel. Het intensieve gebruik van pesticiden in de jaren '60 en '70 had een zware weerslag op de Klapeksterpopulatie in Vlaanderen. Heel wat grote insecten verdwenen uit het landschap en de aantallen zangvogels en muizen namen af. Het aantal beschikbare prooien voor de Klapekster daalde terwijl steeds meer geschikt broedbiotoop verloren ging. Het werd de Klapekster en zovele andere soorten teveel.

Het verspreidingsgebied van de Klapekster spreidt zich uit van Siberië tot in centraal Frankrijk. Wallonië huisvest nog een stabiele populatie van een 125-tal broedparen. In Scandinavië broeden de grootste Europese dichtheden. Het zijn ook deze vogels die voor de strenge noordelijke winter op de vlucht moeten en zuidelijker in West-Europa komen overwinteren. Zo sijpelen ze Vlaanderen binnen en kan je alsnog van hun gemaskerde schoonheid genieten in de winter.

In Vlaanderen overwintert de Klapekster recent vooral ten noordoosten van de lijn Antwerpen-Hasselt. Het aantal plaatsen waar ze voorkomt en het aantal vogels neemt recent weer toe: in de winter 2008-2009 werd de soort op 80 locaties opgemerkt, 27 daarvan hadden betrekking op overwinterende klapeksters. Rond de eeuwwisseling waren er jaarlijks amper een vijftal overwinteraars in Vlaanderen. Nu dus reeds verschillende tientallen.
Niet toevallig pleisteren de overwinteraars vaak in diezelfde gebieden waar ze een kwarteeuw geleden nog broedden: uitgestrekte open gebieden met vaak een mix aan biotopen. Heideterreinen genieten de absolute voorkeur en dat zien we aan de aantallen. Zo krijgen de militaire domeinen in Brecht en Meeuwen-Helchteren, maar ook het Grenspark in Essen jaarlijks steevast drie à vier vogels op wintervisite. Ook gebieden als Averbode Bos en Hei, Landschap De Liereman, Lovenhoek in Vorselaar en het vliegveld in Oostmalle-Zoersel waar de laatste jaren zwaar werd geïnvesteerd in grootschalig heide- en landschapsherstel, mochten de Klapekster terug verwelkomen.

De cijfers van de afgelopen maand zijn veelbelovend: de zuidgrens lijkt zich nu te verschuiven naar het zuiden toe. In november zagen onze vrijwilligers al klapeksters bij o.a. Lokeren, Erpe-Mere en Oud-Heverlee. De verwachtingen voor de derde Klapekstertelling (17-18 december en 14-15 januari) liggen bij Natuurpunt dan ook erg hoog. Niet alleen willen we opvolgen hoeveel klapeksters er daadwerkelijk zitten, ook hun specifieke eisen naar biotoop en het beheer van die natuurgebieden interesseren ons. Of we kunnen spreken over een duurzame toename, of louter een toevalligheid, zullen onze tellingen over de jaren heen duidelijk moeten maken. Wie mee wil tellen, kan op www.telmee.be terecht voor alle informatie.

Tekst: Gerald Driessens, Natuurpunt Studie
Foto: Jos Keppens