De plaagmier verovert Nederland
Bericht uitgegeven op dinsdag 10 november 2009
Een nieuwe mierensoort heeft zich gevestigd in Nederland: Lasius neglectus, beter bekend onder de naam plaagmier. Het dier komt vrijwel uitsluitend in steden voor. Ze nestelen onder bakstenen en tegels, maar dringen ook huizen binnen, waar ze voor veel overlast zorgen. Het dier dankt zijn wetenschappelijke naam (‘verwaarloosde mier’) aan het feit dat hij pas heel laat door wetenschappers werd ontdekt. De mier komt bijvoorbeeld al minstens 25 jaar in Nederland voor, en werd pas dit jaar officieel aan onze soortenlijst toegevoegd. De ontdekking van de plaagmier werd afgelopen zondag bekend gemaakt in het radio 1 programma Vroege Vogels.
De plaagmier Lasius neglectus is een soort die pas in de jaren 1980 werd ontdekt in Boedapest en in 1990 is beschreven als Lasius neglectus (Van Loon et al. 1990). In de zomer van 2009 is door de European Invertebrate Survey – Nederland (EIS-Nederland; gelieerd aan het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis in Leiden) onderzoek verricht op enkele Nederlandse locaties naar het mogelijke voorkomen van de plaagmier. Hierbij kon worden bevestigd dat de soort zich gevestigd heeft in Leiden, Wassenaar, Katwijk aan Zee, Son en Maastricht. Het onderzoek was onderdeel van een risicoanalyse van de plaagmier in opdracht van het Team Invasieve Exoten van het Ministerie van LNV.
Verovering van Europa
Nadat de soort beschreven was, werd hij in meer landen en op meer locaties gevonden. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied is nog onbekend maar ligt waarschijnlijk in Centraal- en West-Azië. Zo’n 40 jaar geleden zou de plaagmier Europa hebben bereikt; inmiddels is de soort is vastgesteld in België, Bulgarije, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië en Spanje. Aan deze rij kan nu Nederland worden toegevoegd (mogelijk al sinds medio jaren 1960).
Leefgebied
De plaagmier komt vrijwel uitsluitend in steden voor. De mieren nestelen vooral onder bakstenen en tegels, vaak op de grens met een muur. Het uitgeworpen zand van hun graafwerkzaamheden, enkele decimeters diep, markeert het centrum van een nest. De werksters verzamelen voedsel voor de koninginnen en haar broed, zowel kleine ongewervelde dieren als de zoete uitscheiding van bladluizen (honingdauw). Er lopen dan ook mierenpaden naar bomen en struiken met bladluizen. Deze staan in particuliere tuinen en het openbare groen.
Verbreiding
Een nest van de plaagmier bevat veel eierleggende koninginnen. Jonge koninginnen en mannetjes paren in het nest waarna de koninginnen in het nest blijven en eveneens eierleggend worden. Bruidsvluchten zijn nooit waargenomen. Verbreiding vindt lokaal vrijwel altijd lopend plaats. Door steeds meer nestgangen te graven kunnen de mieren het bezette gebied uitbreiden. Op deze wijze kan een grote kolonie van vele nesten ontstaan. Gezien het feit dat de plaagmier zich vrijwel niet vliegend verplaatst, wordt aangenomen dat verbreiding over lange afstand alleen plaats kan vinden met behulp van de mens. Het verplaatsen van (pot)grond, potplanten, plantenbakken en tuinafval waarin een koningin met haar broed zit is een van de mogelijkheden.
Overlast
Bewoners ondervinden vooral overlast van plaagmieren die het huis binnendringen, op zoek naar zoetigheden, voedselresten, vocht en nestgelegenheid. De mieren zijn immers zo klein (ongeveer 3 millimeter), dat ze gemakkelijk door een gaatje of een kiertje een huis kunnen binnenkomen. In het vroege voorjaar en de winter worden ze vooral door warmtebronnen aangetrokken en tijdens een droge zomer zoeken ze vooral vochtige plaatsen op. Ze zijn dan bijvoorbeeld in de badkamer te vinden rond de waterleiding, in de wasmachine of onder een vochtig washandje. In de keuken blijken de gootsteen, een koffiezetapparaat of een vaatwasmachine aantrekkelijk voor de mieren. Ook in stopcontactdozen worden soms mieren aangetroffen, hetgeen kan leiden tot kortsluiting.
Bestrijding
Voor een effectieve bestrijding zouden alle koninginnen in een nest moeten worden gedood. De werksters kunnen hierbij worden ingeschakeld door ze vergiftigd, vochtig voedsel aan te bieden. De werksters brengen dat naar het nest en geven het aan de koninginnen en de larven. Omdat een kolonie zo veel koninginnen bevat, is het uitroeien van de gehele kolonie echter een onmogelijke opgave. Een andere mogelijkheid is om belangrijke voedselbronnen, zoals bomen met veel bladluizen, voor de mieren af te sluiten, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een strakke band met rupsenlijm rond de stam. Alvorens te experimenteren zou eerst goed moeten worden bekeken wat de mieren in huis te zoeken hebben. Bij de bestrijding van de plaagmier aan de periferie van de kolonie zouden nesten van concurrenten, zoals de algemene wegmier Lasius niger, moeten worden ontzien.
Preventie
Of de plaagmier Nederland zal veroveren hangt voornamelijk af van de hulp die de mieren krijgen bij hun verbreiding. Het is dan ook belangrijk om te voorkomen dat de soort zich ergens kan vestigen. Tuincentra zouden dan ook regelmatig moeten worden gecontroleerd op de aanwezigheid van plaagmieren. Deze soort kan zich het gemakkelijkst vestigen in tuinen van nieuwbouwwijken omdat daar concurrerende mierensoorten ontbreken.
Verder zou de gemeente bewoners van de wijk waar de plaagmier voorkomt moeten informeren over het risico van het verslepen van grond en potplanten naar andere gebieden. De grond zal eerst zorgvuldig moeten worden gecontroleerd.
Kijk voor meer informatie over de plaagmier op de website van Xavier Espadeler en in het Nederlandse Soortenregister van Naturalis, of lees het wetenschappelijke artiekel 'A new polygynous Lasius species (Hymenoptera: Formicidae) from Central Europe. I. Description and general biology.'
Bron: Vroege Vogels en Naturalis