Bijenorchis
Foto: Wout van der Slikke

Bijenorchis in blad en bloei

FLORON
1-JUL-2009 - In Nederland is de bijenorchis een zeldzame verschijning op gewone plekken zoals opgespoten terreinen, braakliggende akkers en bermen. Wisselvalligheid is troef, planten komen en gaan of slaan soms jaren van bloei over. In de duinen van Zuid-Kennemerland groeit de bijenorchis al meer dan 20 jaar in de berm van een waterwinkanaal.

Bericht uitgegeven door stichting FLORON op woensdag 1 juli 2009

In Nederland is de bijenorchis een zeldzame verschijning op gewone plekken zoals opgespoten terreinen, braakliggende akkers en bermen. Wisselvalligheid is troef: planten komen en gaan of slaan soms jaren van bloei over. In de duinen van Zuid-Kennemerland groeit de bijenorchis al meer dan 20 jaar in de berm van een waterwinkanaal.

De vegetatie op de groeiplaats in Zuid-Kennemerland is een mengeling van soorten van kalkrijk duingrasland met kruipwilg, en van een storingsvegetatie met veel heermoes en klein hoefblad. Het grasland wordt kort gehouden door maaibeheer en is vooral in het voorjaar in trek bij grote grazers als damherten, konijnen, zwanen en ganzen.

Sinds de vestiging monitoren vrijwilligers de bijenorchis (Ophrys apifera)  nauwgezet. Uit de jaarlijkse tellingen blijkt dat het aantal bloeistengels gemiddeld 8 en maximaal 23 is. Er is geen verband met tijd en ook niet met koude winters waarin de bladrozetten, die al in het najaar verschijnen, vroegtijdig ten onder zouden kunnen gaan. Wel is de kern van de populatie enkele honderden meters opgeschoven.

Sinds 2006 worden in februari of maart ook de bladrozetten geteld. Dan is het aantal planten veel hoger: gemiddeld 125. Het grote verschil tussen blad en bloei was aanleiding voor nader onderzoek. Zijn de grazers de grote boosdoeners of spelen andere factoren een hoofdrol? Om de grazers buiten te sluiten, plaatsten we in de winter van 2008 en 2009 op enkele plaatsen beschermingskooien. Aantal en toestand van de planten binnen en buiten de kooien werden vanaf maart tot na de bloei in juni maandelijks opgenomen.

Tot in mei bleek het aantal rozetten binnen de kooien toe te nemen en in de referentie proefvlakken af te nemen. In de aanloop naar de bloeitijd (medio mei-juni) verdwenen de planten echter in korte tijd vrijwel volledig uit de proefvlakken. Uitgedroogde, zwarte lijkjes waren de laatste sporen die we in de kooien terugvonden; in de referenties vonden we niets meer. Elders in de berm kwam in totaal een vijftal exemplaren tot bloei. We conluderen hieruit dat het aantal planten van deze populatie in de winter en vroege voorjaar weliswaar licht achteruitgaat door begrazing, maar dat het geringe bloeisucces toch vooral het gevolg is van verschimmeling in de periode van knopaanzet. Ook op andere groeiplaatsen zou het aantal planten weleens (veel) hoger kunnen zijn dan het aantal bloeistengels doet vermoeden. Wintertelling van de rozetten kan daarover uitsluitsel geven.

Tekst: Joop Mourik (FLORON) en Jos Lammers (Werkgroep Europese Orchideeën)
Foto: Wout van der Slikke (FLORON)

Kijk voor meer info over orchideeën op www.floron.nl en www.europese-orchideeen.nl.