Gevangen eikenprocessievlinders

Drie keer meer eikenprocessievlinders; hoge plaagdruk verwacht in noorden

Kenniscentrum Eikenprocessierups
27-OKT-2025 - Na jaren van daling in het aantal eikenprocessievlinders zien we dit jaar voor het eerst weer een toename. Het aantal vlinders per val lag dit jaar gemiddeld drie keer zo hoog als in 2024. In de noordelijke provincies moet men volgend jaar rekening houden met een hoge plaagdruk. Voor het eerst zijn in alle provincies bronswespen aangetroffen, een natuurlijke vijand die met de vlinders meelift.

Sinds 2009 worden in Nederland jaarlijks de vlinders van de eikenprocessierups gemonitord met behulp van feromoonvallen. Het aantal vlinders geeft een indicatie van de te verwachten aantallen rupsen in het volgende jaar. Een vrouwtje kan 250 tot 300 eitjes afzetten per seizoen. De meeste eitjes worden afgezet op of vlak bij de boom waar ze is uitgevlogen. De vallen zijn voorzien van een soort specifieke lokstof (feromoon) waarmee mannelijke vlinders van de eikenprocessierups worden gevangen. In 2025 zijn met 2.164 vallen, verspreid over het land, de vlinders van de eikenprocessierups gemonitord. De vallen zijn drie keer geleegd tussen half juli en eind september. In totaal zijn 38.997 vlinders van de eikenprocessierups gedetermineerd. Het gemiddeld aantal vlinders per val komt daarmee uit op 18,0 (zie onderstaande grafiek en animatie). Dat is een verdrievoudiging van het aantal in 2024 (5,3 vlinders per val). Het aantal vlinders ligt dit jaar nog ver onder het gemiddelde van 73,4 dat we in 2018 vingen. Dat hoge aantal ging toen vooraf aan het eikenprocessierupsenpiekjaar 2019. Toen werden in ruim de helft van de gemonitorde eiken eikenprocessierupsen aangetroffen.

Gemiddeld aantal vlinders per val in 2024 en 2025 per provincie en voor het hele land gemiddeld. Bij vijf of minder vlinders is het jaar erop een lage plaagdruk te verwachten, bij twintig of meer vlinders per val een hoge plaagdruk en daar tussenin een matige plaagdruk

Gemiddelde vlindervangst per feromoonval per provincie vanaf 2016. Het jaar 2020 ontbreekt omdat er toen een probleem was met de feromoonlokstof

Hoge plaagdruk verwacht in noordelijke provincies

Net als in voorgaande jaren zien we grote verschillen in aantal vlinders tussen het noorden en zuiden van het land. Friesland heeft met 36,9 vlinders per val de hoogste vlinderdichtheid. Groningen (25,3 vlinders per val), Drenthe (22,2 vlinders per val) en Overijssel (22,1 vlinders per val) hebben allemaal een gemiddelde dat boven de 20 vlinders per val ligt (zie bovenstaande grafiek). Dat betekent dat er in deze provincies volgend jaar een hoge plaagdruk te verwachten is met mogelijk ook meer mensen met gezondheidsklachten als gevolg van contact met vrijkomende brandharen. In het hoofdstuk ‘Risicozonering en Beslisboom' van de Leidraad Beheersing Eikenprocessierups op het Kennisplatform Processierups staat uitgelegd hoe je in verschillende situaties omgaat met de schatting voor plaagdruk.

In de andere provincies ligt het aantal vlinders per val beduidend lager. In Utrecht (8,8 vlinders per val), Gelderland (6,8 vlinders per val) en Noord-Brabant (6,3 vlinders per val) ligt het gemiddeld aantal vlinders per val net boven de 6 waardoor een matige plaagdruk te verwachten is. In alle andere provincies is een lage plaagdruk te verwachten aangezien het aantal vlinders 5 of lager is. Overigens kunnen ook bij een gemiddeld lage plaagdruk lokaal hogere dichtheden voorkomen. Belangrijk is wel om te vermelden dat het aantal vallen per vierkante kilometer bos en open natuurlijk terrein sterk verschilt per provincie. In Overijssel, Drenthe, Groningen, Noord-Holland, Friesland, en Flevoland ligt het aantal feromoonvallen boven de 0,5 per vierkante kilometer bos en open natuurlijk terrein (zie onderstaande grafiek). Hoe hoger het aantal vallen, des te beter een inschatting te maken is van de plaagdruk in het volgende jaar.

Aantal vallen per vierkante kilometer bos en open natuurlijk terrein per provincie

Verlengde diapauze blijft onzekere factor

Uit inventarisatie blijkt dat veel nesten nog dicht zitten en/of laat zijn ontstaan. In deze nesten zouden nog rupsen of poppen kunnen zitten die in verlengde diapauze (langdurige periode in rusttoestand, vooral in de bodem) zijn gegaan. Op diverse locaties zijn verlaten nesten waargenomen. In die nesten hebben de rupsen zich niet in het nest verpopt tot vlinder. Zeer waarschijnlijk zijn ze de bodem ingekropen om hun levenscyclus daar af te maken. In feromoonvallen dicht bij deze locaties zijn geen grote aantallen vlinders gevangen. Dat betekent dat een deel van de populatie zich hoogstwaarschijnlijk in de grond bevindt in verlengde diapauze. Er moet in juni en juli 2026 dus rekening worden gehouden met het plaatselijke verschijnen van eikenprocessierupsen. Ook in de gebieden waar het aantal vlinders per val dit jaar laag was.

Grote eikenprocessienesten die eind oktober 2025 nog in de bomen hangen

Samenvatting ontwikkeling eikenprocessierups in 2025

Op 31 maart 2025 kwamen de eerste eitjes van de eikenprocessierups uit in Zuid-Holland, daarna volgden de andere provincies. Op 17 april zijn de laatste meldingen van uitkomst van de eikenprocessierupsen binnengekomen. De ontwikkeling verliep voorspoedig. Nestvorming kwam eerder op gang vanwege de gunstige weersomstandigheden. De eerste meldingen van nestvorming kwamen al vanaf 15 mei binnen.

Dit jaar werden enkele gemeenten verrast door plotselinge uitbraken van eikenprocessierupsen op plekken waar het al jaren zeer rustig was en waar in de afgelopen jaren geen vlinders gevangen werden met de feromoonvallen en ook geen nesten verwijderd werden. De verklaring ligt in de verlengde diapauze, zowel van rupsen als vlinders. Gedocumenteerde plekken waar de rupsen in 2021 de grond in gingen, bleken in 2025 plotseling geconfronteerd te worden met grote uitbraken. In de afgelopen jaren werden deze locaties systematisch gecontroleerd. Afgezien van reguliere boomnesten (lage plaagdruk) waren daar voor 2025 geen plotselinge uitbraken sinds 2021. Ook kregen we meldingen van bestrijders waar eikenprocessierupsen plotseling verschenen op plekken waar ze al jaren niet waren gezien.

De eerste vlinders werden op 15 juli gezien. De vluchten duurden tot medio september. De piek van de vluchten lag in de eerste 2 weken van augustus. In september vlogen plaatselijk nog relatief veel vlinders.

Volwassen bronswespen zijn afhankelijk van voldoende nectarbronnen

Forse toename van aantal bronswespen in zakken met eikenprocessievlinders

Eerder hebben we gerapporteerd over bronswespen (Chalcididae) die we in de vallen aantroffen. Deze bronswespen zijn een natuurlijke vijand van de eikenprocessierups. Ze werden uitsluitend in die zakken aangetroffen waar ook eikenprocessievlinders in zaten. Dat is logisch, want ze liften mee met de vlinders. Dit fenomeen, dat insecten meeliften met andere insecten, heet forese. Sinds 2023 zien we een forse toename van meeliftende bronswespen. In 2023 werden bronswespen in twee provincies aangetroffen, in 2024 in acht provincies en dit jaar in alle provincies. In totaal zijn 297 monsters met bronswespen verzameld en verzonden voor nadere determinatie naar Sandrine Ulenberg, de bronswespenspecialist van Naturalis. Het betreft verschillende soorten bronswespen. Sommige soorten parasiteren op poppen, terwijl andere juist op eieren parasiteren. Voor het eerst zijn er ook minuscule sluipwespjes (Pteromalidae) aangetroffen. We verwachten dat deze kleine natuurlijke vijanden steeds meer een prominente rol gaan spelen als natuurlijke vijand van de eikenprocessierups. Mogelijk leidt dit tot afvlakking van de piek van aanwezigheid van de eikenprocessierups.

Een populatie aan parasieten in een dichtbevolkte omgeving, zoals woonwijken, kan alleen ontstaan als er voldoende voedsel beschikbaar is voor de volwassen insecten, die afhankelijk zijn van bloemrijke vegetatie met een goede nectarindex.

Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups; Silvia Hellingman en Guus Hellingman, Hellingman Onderzoek en Advies; Arnold van Vliet, Wageningen University & Research; Henry Kuppen en Wendy Batenburg, Terra Nostra; Henk Jans, Jans Consultancy Gezondheid en Milieu; Hidde Hofhuis, Stichting Deltaplan Biodiversiteitsherstel; Joop Spijker, Wageningen Environmental Research; Teun Dekker, Nationaal Soorten Management
Beeld: Silvia Hellingman (leadfoto: een selectie van de eikenprocessievlinders die gevangen zijn tijdens de monitoring in 2025); Kenniscentrum Eikenprocessierups; Hellingman Onderzoek en Advies; Terra Nostra; Arnold van Vliet