zandhagedis

Zandhagedis staakt activiteiten

Stichting RAVON
22-OKT-2009 - Als een van de eerste reptielen heeft de zandhagedis zijn activiteiten voor dit jaar weer gestaakt. De laatste tijd zijn deze hagedissen vrijwel niet meer gezien, waaruit geconcludeerd kan worden dat de meerderheid van de dieren een beschutte plek heeft opgezocht en inmiddels in diepe rust verkeert.

Bericht uitgegeven door RAVON op donderdag 22 oktober 2009

Als een van de eerste reptielen heeft de zandhagedis zijn activiteiten voor dit jaar weer gestaakt. De laatste tijd zijn deze hagedissen vrijwel niet meer gezien, waaruit geconcludeerd kan worden dat de meerderheid van de dieren een beschutte plek heeft opgezocht en inmiddels in diepe rust verkeert.

Net als andere koudbloedigen, heeft de zandhagedis een hoge omgevingstemperatuur nodig om actief te zijn. In ons land is de zonnewarmte langzamerhand onvoldoende. De juveniele hagedissen blijven over het algemeen wat langer actief dan hun volwassen soortgenoten. Zij gebruiken de laatste aangename dagen om extra voedsel te vinden om zo met wat meer reserves de winter in te kunnen gaan.

Reptielen gaan overigens wel met een lege maag de winterslaap in. Dit is belangrijk omdat anders, tijdens de inactieve winterperiode, het voedsel in de maag gaat rotten. Om voedsel te kunnen verteren moeten reptielen namelijk een voldoende hoge lichaamstemperatuur hebben. En dus een omgevingstemperatuur die hoog genoeg is om daarvoor te zorgen.

Over niet al te lange tijd zal waarschijnlijk ook de levendbarende hagedis zijn overwinteringplaats opzoeken. Eind oktober of begin november, afhankelijk van de temperatuur, volgen dan de adder, ringslang en gladde slang. Al deze dieren zullen zich overigens nu al wel ophouden in de buurt van hun winterverblijven. Wordt het ze echt te koud, dan zullen ze snel in hun holletje verdwijnen om er (meestal) pas rond maart weer uit te voorschijn te komen.

Geschikte overwinteringplaatsen voor reptielen zijn vorstvrij en mogen nooit onder water komen te staan of verstoord worden. De dieren trekken zich het liefst terug in holletjes in de grond, op beschutte plekjes tussen de wortels van bomen of in gerotte boomstammen. Maar ook bunkers en takken- of steenhopen (in tuinen) kunnen geschikt zijn.

Tekst: Tamira Hankman, RAVON
Foto’s: Arnold van Rijsewijk, RAVON