Veldleeuwerik

Verdwijnt de veldleeuwerik?

Sovon Vogelonderzoek Nederland
23-NOV-2012 - De melodieuze zanger van het akkerland zit in zwaar weer. Tellingen vanaf begin jaren zeventig laten zien dat de veldleeuwerik met 96 procent is afgenomen. In de steeds intensiever beheerde graslanden vindt de veldleeuwerik steeds minder plek om te broeden. Deze vogel van weide en akker is niet de enige die het zo slecht doet. Bijna alle boerenlandvogels laten een gestage afname zien. Dit blijkt uit de Vogelbalans 2012 die Sovon deze week uitbrengt.

Bericht uitgegeven door Sovon Vogelonderzoek Nederland [land] op [publicatiedatum]

De melodieuze zanger van het akkerland zit in zwaar weer. Tellingen vanaf begin jaren zeventig laten zien dat de veldleeuwerik met 96 procent is afgenomen. In de steeds intensiever beheerde graslanden vindt de veldleeuwerik steeds minder plek om te broeden. Deze vogel van weide en akker is niet de enige die het zo slecht doet. Bijna alle boerenlandvogels laten een gestage afname zien. Dit blijkt uit de Vogelbalans 2012 die Sovon deze week uitbrengt.

Veldleeuwerik (foto: Harvey van Diek)

Wie eind jaren zeventig door het boerenland fietste, hoorde hem nog: de veldleeuwerik. Zowel in akkers en graslanden broedde de soort nog volop. Door grote veranderingen in de akker- en weidegebieden van Nederlands is de veldleeuwerik inmiddels niet zo’n algemene verschijning meer. In aantallen uitgedrukt: rond 1960 waren er nog zo’n miljoen broedpaartjes in ons land te vinden, nu schommelt hun aantal rond de 40.000 paar.

Oorzaken
De veldleeuwerik broedt het liefst in akkers en graslanden waarvan de vegetatie niet te dicht en te hoog is. Als grondbroeder is het belangrijk om kalere plekjes in de gewassen te kunnen vinden om een nest te bouwen. Bij gunstige omstandigheden brengt de soort verschillende legsels per voorjaar groot. Dat aantal kan soms oplopen tot zelfs 5 broedpogingen. Voor de broedende veldleeuweriken is het in april tot en met juli topdrukte: de jongen moeten gevoerd worden met insecten.

Veldleeuweriken werden vanaf de jaren zestig steeds meer geconfronteerd met de veranderende landbouw. De landbouwproductie is in de laatste decennia opgeschroefd, zodat Nederland nu bij de wereldtop hoort. Geschikte, extensief beheerde graslanden maakten plaats voor intensief beheerde ‘tennisvelden’. Steeds meer akkers met zomergraan werden omgezet in wintergraan. Wintergraan wordt in het voorjaar te snel te hoog en dichtbegroeid om als broedterrein te dienen. Op veel percelen rukte een monocultuur van maïs op, een voor deze grondbroeder ongeschikt gewas. Daardoor werd het steeds moeilijker om geschikte broedplaatsen te vinden. Het aantal succesvolle broedsels nam in hoog tempo af. Ook het toenemende gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen was van invloed. Als insecteneter in de broedtijd werd het moeilijker om voldoende voedsel te vinden. Daar kwam nog eens bij dat een deel van onze veldleeuweriken dicht bij de broedplek blijft. In de winter werden ze opnieuw de dupe van de intensieve landbouw: onkruidrijke stoppelvelden en ruige, voedselrijke akkerranden verdwenen.

Het tij keren
Om de veldleeuwerik voor verdwijning te behoeden, zijn in de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen. In het broedseizoen zijn her en der stukjes akker niet ingezaaid: de zogenaamde leeuwerikenveldjes. Onderzoek heeft uitgewezen dat de leeuweriken niet automatisch in die veldjes gaan broeden, maar het meest in de intensief beheerde percelen. Voor de leeuweriken die in grasland broeden, betekent dit een groot risico. Deze graslanden worden tijdens het broedseizoen al gemaaid. Daardoor overleven veel jonge vogels het niet. In gebieden waar tijdens het broedseizoen geen landbewerkingen werden gedaan, overleven meer jonge veldleeuweriken. De aanleg van natuurlijke akkerranden pakte op sommige plekken gunstig uit. De leeuweriken hadden daardoor in zowel het broedseizoen als in de winter minder moeite om voedsel te vinden. Deze maatregelen zijn echter een druppel op de gloeiende plaat, zolang ze zo kleinschalig worden toegepast.

Vogelbalans
Naast de veldleeuwerik verloren ook andere boerenlandvogels het van de intensieve landbouw. De patrijs nam in de laatste vijftig jaar met 93 procent af. Zelfs de ringmus (-93 procent), ooit beschouwd als plaag, is in rap tempo slachtoffer geworden. Tegenover de misère in het boerenland staat de positieve ontwikkeling van de moerasvogels. Hun aantallen verdubbelden in de afgelopen twintig jaar. Door de komst van nieuwe, natte natuur kwamen in 2012 ook zeldzame soorten als de witwangstern en het kleinst waterhoen in ons land tot broeden.

Tekst: Albert de Jong, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto: Harvey van Diek