Wisselende waterhoogtes moeraszone goed voor vogelrijkdom
Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]
Uit onderzoek naar de broedvogels in het moerasgebied van de Oostvaardersplassen tussen 1987 en 2011 blijkt dat droogvallen en weer onderlopen van het moeras de motor is achter de vogelrijkdom in het natuurgebied. De afwisseling van enkele jaren droogvallen en geleidelijk weer onder water lopen, in combinatie met de begrazing van grauwe ganzen in het moeras, leidt tot grote explosies van allerlei broedvogels. Het opvallende is dat die explosies op elkaar volgende golven in de tijd zijn. Een explosie bestaat uit een steile toename, een piek, en vervolgens een sterke afname. Het droogvallen en weer onder water lopen is naar het voorbeeld van natuurlijk functionerende ecosystemen kunstmatig nagebootst om te zien hoe zulke natuurlijke processen uitpakken voor de vogelbevolking. De Oostvaardersplassen is ongeveer 6000 hectare groot en bestaat voor ongeveer zestig procent uit moeras.
Aantallen broedparen
Ecologisch onderzoek van bureau Altenburg & Wymenga en Staatsbosbeheer naar de broedvogels in de moeraszone van de Oostvaardersplassen in 2005-2011 illustreert op treffende wijze hoe groot de verschillen in aantallen broedparen van vogels zijn in het moeras. Onderzoeker Nico Beemster: ‘Het verschil tussen een gebied met dynamiek in het waterpeil, en plekken waar het waterpeil gelijk wordt gehouden, is opvallend. De soortenrijkdom in de Oostvaardersplassen is onverminderd groot. Er is echter wel sprake van veroudering van het moerassysteem door gebrek aan dynamiek, het gebrek aan een periodieke droogval van het moeras.’ Het is gebruikelijk dat een kleimoeras droge en natte periodes van jaren kent, een natuurlijk proces. In een dergelijk dynamisch systeem is dan ook nooit sprake van een constant aanwezig aantal broedparen en soorten.
Dynamiek
Er zijn drie gebeurtenissen van belang voor het moerasgebied: de droogval van het moeras in 1987 tot en met 1990, het weer onder water lopen van het moeras in periode van 1991 tot 1994, en daarna de waterpeilverhoging in 1998. Uit een hele lange reeks van waarnemingen blijkt dat iedere vogelsoort zijn favoriete waterstand heeft. Het is dus niet mogelijk om voor alle soorten tegelijk een optimale situatie te hebben. Een dodaars houdt van meer dan veertig centimeter waterdiepte, een baardmannetje prefereert een waterstand tussen de tien en veertig centimeter, en een rietgors heeft liever minder dan tien centimeter. Frans Vera, directeur van de Stichting Natuurlijke Processen, zegt daarover: ‘Dit rapport geeft aan dat wisselingen in de waterstand en periodieke droogval van het gebied, tot een meer dan evenredige toename van vogelsoorten leidt. Al die soorten pieken komen na elkaar. Je kunt dus nooit voor alle soorten tegelijk een ideale situatie hebben. Maar juist die dynamiek is kenmerkend voor het gebied.’
Grauwe gans
De rol van grauwe ganzen in het natuurgebied is groot. Ruiende grauwe ganzen die de rietvegetatie van het moeras open eten, dat noemen we begrazing door ganzen. Uit het onderzoek blijkt dat als het waterpeil constant is, en er ganzenbegrazing is, alle soorten aanwezig zijn, maar wel op een constant laag niveau. Als het waterpeil niet constant is, zijn er explosies in aantallen. Er ontstaat eerst een toename van het aantal broedparen. Dit leidt tot een enorm aantal nakomelingen die naar andere natuurgebieden uitzwermen. Als de omstandigheden door dynamiek voor een vogelsoort in het gebied minder gunstig zijn, worden de vogels ‘dakloos’ en moeten ze uitzien naar een ander geschikt gebied. Dit effect is vastgesteld aan de hand van geringde vogels van de baardman en de lepelaar. Daar profiteren andere natuurgebieden in Nederland en Noord-West Europa juist van.
Het natuurgebied
De Oostvaardersplassen is ongeveer 6000 hectare groot en bestaat uit een moeraszone en het permanent droge gedeelte, het grazige deel. Er is een duidelijke relatie tussen het moeras en het grazige deel. Het droge deel is van belang voor het moeras, en vice versa. De Oostvaardersplassen is een bijzonder zoetwatermoeras in Nederland, zowel qua schaal, de aanwezigheid van natuurlijke processen als de grote aantallen moerasvogels. Het is een schoolvoorbeeld van grootschalige natuurontwikkeling, ontstaan in de jaren ’70 bij de drooglegging van zuidelijk Flevoland. Sinds 1987 vinden in de moeraszone van de Oostvaardersplassen inventarisaties van broedvogels plaats. Het doel van de tellingen is het volgen van de aantalsontwikkeling van moerasvogels in relatie tot ontwikkelingen in waterpeil en vegetatieontwikkeling.
Bron: Persbericht Staatsbosbeheer
Foto: Gerard M., GNU Free Documentation License