Bloeiende mossen
Bericht uitgegeven door BLWG op [publicatiedatum]
Zandverstuivingen en heidegebieden worden in de wintermaanden opgevrolijkt door 'bloeiend' mos. Mossen hebben, in tegenstelling tot vaatplanten, geen bloeiwijzen. Ze verspreiden zich met sporen in plaats van met zaden. Deze sporen worden in sporenkapsels gevormd. Bij sommige mossen zijn sporenkapsels het hele jaar door te vinden. Vooral in gebieden met extreme hitte en droogte in de zomermaanden, moet de ontwikkeling van sporenkapsels echter in het vroege voorjaar gebeuren.
Bij Ruig Haarmos (Polytrichum piliferum) zijn de jonge kapsels en kapselstelen oranjerood gekleurd. In zandverstuivingen, zoals het Kootwijkerzand en de Loonse en Drunense Duinen, maar ook in sommige duingebieden komt Ruig Haarmos massaal voor. In de zomer, wanneer de sporen verspreid zijn, drogen de kapsels uit en worden bruin. Vaak zijn zulke oude kapsels uit het jaar ervoor nog te vinden tussen de jonge kapsels.
Ruig Haarmos groeit op kale zandbodems en vormt dan ronde plakkaten die zich elk jaar een paar centimeter uitbreiden via een centimeter dikke laag van ondergrondse uitlopers (rhizoiden). Zulke plakkaten bestaan uit òf mannetjes òf vrouwtjes. De mannetjes vormen geen sporenkapsels, maar hebben een spatbekertje waarin zaadcellen gevormd worden. De zaadcellen worden verspreid als er een regendruppel op het spatbekertje valt. Na de bevruchting groeit uit een vrouwelijke plant een oranje sporenkapsel.
Twee andere soorten zijn afhankelijk van de mosplakkaten van Ruig Haarmos. De eerste is de Sneeuwspringer (Boreus hyemalis), een klein insect waarvan de larven zich voeden met de rhizoiden van Ruig Haarmos. De tweede is een paddenstoel, het Zandkaalkopje (Psilocybe montana), een klein paddenstoeltje dat oude delen van de wortelmat van Ruig Haarmos afbreekt, en vaak in minuscule heksenkringen groeit. Ook deze twee soorten zijn in de wintermaanden te vinden.
Tekst en foto: Laurens Sparrius, BLWG