Trekduif door John James Audubon

Wat als… uitsterven maar tijdelijk was?

16-APR-2013 - We zijn intussen zo’n twintig jaar na het uitkomen van de surrealistische film Jurrassic Park, waarin DNA van dinosaurussen uit fossiele muggen wordt geëxtraheerd en Tyranosaurussen en consoorten weer tot leven worden gewekt. Het filmscenario kan anno 2013 nog niet in realiteit worden omgezet maar wetenschappers werken aan ‘herscheppen’ van verdwenen soorten. In het toonaangevende tijdschrift Science werd pas het debat geopend over het weer tot leven wekken van uitgestorven diersoorten

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

We zijn intussen zo’n twintig jaar na het uitkomen van de surrealistische film Jurassic Park, waarin DNA van dinosaurussen uit fossiele muggen wordt geëxtraheerd en Tyranosaurussen en consoorten weer tot leven worden gewekt. Het filmscenario kan anno 2013 nog niet in realiteit worden omgezet maar wetenschappers werken aan ‘herscheppen’ van verdwenen soorten. In het toonaangevende tijdschrift Science werd pas het debat geopend over het weer tot leven wekken van uitgestorven diersoorten.

De technologie staat voor niets: van de in 1983 uitgestorven Australische kikker Rheobatrachus silus (waarbij de eitjes in de maag (!) uitkomen, maar dat is een ander verhaal) hebben wetenschappers recent embryo’s kunnen voortbrengen door celkernen in te planten in andere kikkereitjes. Die embryo’s bleken nog niet levensvatbaar, maar de wetenschappers in kwestie stellen dat hooguit nog wat aan de technologie moet gesleuteld worden vooraleer dat wel het geval is. Aan de-extinctie wordt via verschillende pistes gewerkt. In Europa wordt via allerlei kruisingstechnieken gewerkt aan de ‘terugkeer’ van de Oeros, de grote grazer die 250.000 jaar in Europa wist te overleven maar sinds 1627 uitgestorven is. Een (mislukt) kloon-experiment met de Pyrenese steenbok bracht wel wat obstakels aan het licht zodat het ernaar uit ziet dat deze techniek slechts in enkele gevallen van recent uitgestorven soorten mogelijk succesvol kan zijn. Meer heil wordt verwacht van de techniek van ‘genetic engeneering’ zoals de bovenvermelde kikker, waarbij genetisch materiaal van de ene soort bij een andere, gelijkende wordt ingeplant om zo, na een tijdsduur van enkele generaties, tot de ‘oorspronkelijke’ soort te komen. Zo wordt het niet onmogelijk geacht om via de Bandstaartduif de Amerikaanse trekduif te ‘reconstrueren’.

De trekduif, zoals afgebeeld door John James Audubon (bron: Wikimedia)

Het nieuwe concept ‘de-extinctie’ kan dus werkelijkheid worden. In het Science-nummer van deze week zetten wetenschappers van Stanford de voor- en nadelen op een rijtje. De risico’s zijn uiteenlopend. Zo wordt gewaarschuwd voor potentieel dierenleed: individuen die voortkomen uit genetische experimenten lopen een groter risico op misvormingen en worden mogelijk sneller ziek. Bovendien kunnen gereconstrueerde exemplaren misschien belangrijke vectoren voor bestaande ziektes worden. En de de-extinctie van een soort is één zaak, maar daarmee is het oorspronkelijk ecosysteem van de soort niet meteen mee hersteld. Hoe gaat een Amerikaanse trekduif zich in de eenentwintigste eeuw gedragen? De soort voedde zich vroeger massaal met Amerikaanse kastanjes, een boom die inmiddels ook bedreigd is. Gaat de trekduif zich dan niet ontwikkelen tot een pestsoort in landbouwgebieden? Het risico bestaat dat de soort zich gaat gedragen als een ‘invasieve exoot’.

Het weer uitzetten van ‘uitgestorven’ soorten kan in bepaalde gevallen een grote positieve impact op ecosystemen hebben. De herintroductie van de Wolharige mammoet in Siberië zou bijv. kunnen bijdragen aan het herstel van Arctische steppe, een biodiverser milieu dan de toendra. Ook mensen zouden baat kunnen hebben bij het herstel van uitgestorven soorten. Misschien kunnen nieuwe geneesmiddelen ontwikkeld worden op basis van voorheen uitgestorven planten.

Aan het hele verhaal zit uiteraard ook een ethische component: is de-extinctie niet een beetje God spelen? Is het geen teken van menselijke hoogmoed? Of moeten we, integendeel, ons verplicht voelen om dankzij menselijke invloed uitgestorven soorten weer tot leven te roepen, als we daartoe technisch in staat zijn? Los daarvan willen wetenschappers aan zo’n projecten zeker meewerken omdat het ‘cool’ is. “Wie wil er geen Wolharige mammoet in levende lijve zien?”, vragen Sherkow en Greely van Stanford University zich af.

Ook op vlak van jurisdictie roept de-extinctie vragen op. Kan een bedrijf, als ze een soort ‘reconstrueert’ een patent op die soort nemen? Vele landen laten toe een patent op een levend organisme te nemen, als het geen puur natuurlijk product is. En is een gereconstrueerde soort nog wel een echt natuurproduct?

Misschien zien we de in de 17de eeuw uitgestorven Oeros ooit nog terug. (bron: Wikimedia)

Alvast veel stof om over na te denken. In hun betoog stellen de wetenschappers dat zij geen expliciete ban op de-extinctie willen, maar dat regelgeving daaromtrent moet worden opgesteld. Het recreëeren van uitgestorven soorten zien ze vooral als een zaak voor de privé-sector en niet zozeer als onderzoek dat door de overheid gesubsidieerd moet worden.

Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto's: Sherkow, J.S. & Greely H.T. 2013. What if extinction is not forever? Science, http://www.sciencemag.org/content/340/6128/32