Daar zijn de Kadeni’s weer!
Bericht uitgegeven door Natuurbericht [land] op [publicatiedatum]
De voorbije jaren worden enkele trekvlinders onder de nachtvlinders steeds vaker gemeld. De Kadeni-stofuil is daarvan zo’n voorbeeld. Sinds de eerste waarneming in 2006 werden al meer dan 200 exemplaren in ons land gemeld, vooral in het najaar. De voorbije maand juni was uitzonderlijk met driemaal zoveel waarnemingen als in een normale juni-maand.
Zuidelijke insecten die onder invloed van de klimaatverandering steeds noordelijker voorkomen: daarvan kennen we intussen tientallen voorbeelden. Niet alleen bij de libellen en sprinkhanen, maar dus ook enkele (nacht)vlinders. Wellicht kunnen we de Kadeni-stofuil (Caradrina kadenii) ook in deze categorie onderbrengen.
De Kadeni-stofuil is een weinig opmerkelijke nachtvlinder. Hij wordt gekenmerkt door vrij egale, lichtgrijze voorvleugels, waarin de donkere niervlek sterk opvalt. Langs de voorrand heeft hij twee zwarte vlekjes. De Kadeni-stofuil kan nog het meest verward worden met de algemene Huisuil, die geelbruiner is, smallere vleugels heeft met ca. 4 vlekjes tegen de voorrand.
De eerste Belgische waarneming van deze stofuil gebeurde in 2006 te Moen (Kortrijk). In hetzelfde jaar werden ook de eerste Nederlandse exemplaren vastgesteld. Nadien namen de Belgische meldingen stilaan toe. Amper twee jaar later was de soort al in vrijwel alle Belgische provincies gezien. Wel blijft het bij eerder sporadische waarnemingen: meestal solitaire exemplaren, zelden 3 exemplaren op een avond op een locatie.
Waarschijnlijk komen jaarlijks Kadeni-stofuilen in wisselende aantallen in Vlaanderen aan. Dit jaar merken we dat voor de eerste maal in juni reeds behoorlijke aantallen worden vastgesteld: 21 exemplaren, terwijl dat in de voorgaande jaren varieerde van 2 tot 7 ex. in juni. Blijkbaar geraakt Kadeni niet verder dan de provincie Antwerpen, want uit Nederland liggen voor dit jaar slechts een handvol waarnemingen voor, nagenoeg alle uit Zuid-Limburg.
Of we reeds van populaties kunnen spreken is, staat allerminst vast. Het feit dat het merendeel van de waarnemingen uit september-oktober komt, wijst eerder op migratie. De nieuwe toestroom doet de mogelijkheid op een permanente vestiging hier wel toenemen. Verschillende soorten hebben dat de Kadeni-stofuil al voorgedaan: Vuurlibel en Zuidelijk spitskopje om er twee te noemen. Het ziet ernaar uit dat de aanwezigheid van waardplanten geen obstakel zal zijn. De literatuur blijft vaag over de ecologie van deze soort en vermeldt dat ze ‘polyfaag op allerlei lage kruiden’ leeft.
Wel is de kans reëel dat zo’n soort aan de rand van zijn areaal eerst tijdelijke populaties zal opbouwen: bij de Schedeldrager, nog zo’n nachtvlinder die pas na 2000 Vlaanderen en Nederland koloniseerde, crashte de populatie na de voorbije strengere winters. Hetzelfde fenomeen stelde men vast bij de Graszanger.
De naam Kadeni-stofuil verwijst uiteraard naar de wetenschappelijke naam Caradrina kadenii. Eigenlijk had die soort Kaden’s stofuil moeten heten, want toen ze in 1836 beschreven werd, werd ze genoemd naar Carl Gotthelf Kaden (1786-1868), die in die periode een gekende vlinderverzamelaar uit Dresden was.
Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto's: Marc Herremans en Joris Elst