Werksters van de Diefmier

Mieren met losse handjes op bruidsvlucht in Molse tuin

23-SEP-2013 - Diefmieren komen vooral voor in Zuid-Europa en werd nog maar een paar keer vastgesteld in onze contreien. Maar vorige week was het zover: toen liet een kolonie Diefmieren zich opmerken in een Molse tuin, tijdens hun bruidsvlucht.

Bericht uitgegeven door Ecologische werkgroep Meanderland [land] op [publicatiedatum]

In België komen ongeveer 76 soorten mieren voor. De weinig aaibare insecten leven in kolonies. Sommige soorten zijn bijna overal te vinden, maar de meeste soorten zijn specifiek gebonden aan bepaalde biotopen en vormen erg goede indicatoren. Een voorbeeld daarvan is de Diefmier. Die soort komt vooral voor in Zuid-Europa en werd nog maar een paar keer vastgesteld in onze contreien. Maar vorige week was het zover: toen liet een kolonie Diefmieren zich opmerken in een Molse tuin, tijdens hun bruidsvlucht.

Met haar lengte van 1,4 tot 2,5 mm is de Diefmier (Solenopsis fugax) één van de kleinere mierensoorten. De soort behoort tot de groep van de knoopmieren: tussen het achterlijf en borststuk hebben ze twee knoopachtige verdikkingen. Diefmieren hebben geen doorns op de achterhoeken van het borststuk en de werksters hebben opvallend kleine ogen.

Werksters van de Diefmier. (foto: Paul Wouters)Wat de Diefmier alvast niet gestolen heeft, dat is haar naam: het eerste deel van haar wetenschappelijke naam (Solenopsis) betekent "met een kanaal op het gezicht" en duidt op de kenmerkende groeve op het kopschild, terwijl fugax betekent: "tot vluchten geneigd". Dat laatste verwijst naar het feit dat de werksters van de Diefmieren bij verstoring van het nest onmiddellijk de grond in vluchten. Diefmieren houden van warme en droge biotopen en mijden daglicht. Ze leven in zeer volkrijke bodemnesten onder de grond of onder stenen.

Mier met losse handjes

Waarom spreken we dan van een Diefmier en niet van een "Vluchtmier"? Diefmieren bouwen hun nest in de buurt van het nest van een andere mierensoort en houden er vaak een stelende levenswijze op na. De slinkse werksters graven zeer nauwe gangen van hun eigen nest naar een naburig mierennest van een andere soort. Ze gaan daarbij driest te werk. Eerst jagen de werksters de andere mieren op de vlucht door een soort traangas in het nest te spuiten. Daarna gaan ze larven en poppen uitzuigen en voedsel stelen van de slachtoffers, waarna ze hun eigen vluchtwegen weer afsluiten. Alleen de heel kleine werksters van de Diefmier, die ongeveer 2 mm groot worden, kunnen ontkomen door de nauwe vluchtgangen. De beroofde mieren zijn veel te groot om de achtervolging te kunnen inzetten.

Nochtans zijn Diefmieren ook in staat om geheel zelfstandig te overleven, zonder diefstallen te plegen. De werksters vangen dan zelf kleine bodemdieren of zoeken wortelluizen. Ze hebben een ondergrondse actieradius van maximaal een meter en verplaatsen het centrum van hun nest slechts enkele decimeters per jaar.

Bruidsvluchten

Dezer dagen, tijdens rustig en vochtig nazomerweer vinden de zwermvluchten van de Diefmier plaats. Opvallend is dat deze bruidsvluchten altijd in de vroege namiddag gebeuren. De paring van de mannetjes met de koninginnen gebeurt in de lucht. Na de paring sterven de mannetjes en gaan de bevruchte koninginnen op zoek om een nieuw nest te stichten. Vorige week vormde een tuin in Mol het toneel van zo'n bruidsvlucht, een opmerkelijke waarneming. In Vlaanderen zijn Diefmieren namelijk een zeldzame verschijning, al komt de soort in heel Europa voor.

De zwermvlucht van de Diefmier met mannetjes, koninginnen en werksters. (foto: Paul Wouters)
Door hun onopvallende (en veelal ondergrondse) levenswijze is de soort een redelijk onbekende mier en wordt ze vaak over het hoofd gezien. Natuurpunt werkt aan het behoud en herstel van bloemrijke droge graslanden, het voorkeursbiotoop van de Diefmier, bijvoorbeeld in het reservaat Rosdel in Hoegaarden, zoals te lezen stond in een eerder natuurbericht.

Tekst & foto's: Paul Wouters en Marianne Horemans, Ecologische werkgroep Meanderland