Gewoon fluweelpootje

En de moleculaire hakbijl, zij hakte voort…

15-JAN-2014 - Zonder meer mag gezegd worden dat de belangrijkste nieuwe inzichten die we de voorbije decennia over paddenstoelen opdeden enkel tot stand gekomen zijn dankzij moleculair onderzoek. Moleculaire technieken leidden ons naar het bestaan van ongekende soorten, legden verrassende verwantschappen tussen soorten of families bloot en leerden ons veel over de leefwijze van zwammen. Interessant voor wetenschappers, maar wat heeft een doordeweekse liefhebber als u en ik daar allemaal aan?

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

Zonder meer mag gezegd worden dat de belangrijkste nieuwe inzichten die we de voorbije decennia over paddenstoelen opdeden enkel tot stand gekomen zijn dankzij moleculair onderzoek. Moleculaire technieken leidden ons naar het bestaan van ongekende soorten, legden verrassende verwantschappen tussen soorten of families bloot en leerden ons veel over de leefwijze van zwammen. Interessant voor wetenschappers, maar wat heeft een doordeweekse liefhebber als u en ik daar allemaal aan?

Als gevolg van de revolutionaire ontwikkelingen in moleculair onderzoek kregen we drastisch veranderde inzichten in de indeling van het zwammenrijk. Hoewel we al sinds de tijd van Linnaeus proberen om paddenstoelen zo goed mogelijk te rangschikken op basis van hun kenmerken, blijken die kenmerken helemaal niet noodzakelijk natuurlijke verwantschappen te reflecteren. Neem bijvoorbeeld de buikzwammen, waartoe klassiek alle soorten werden gerekend waarvan sporenpoeder inwendig, dus in de vruchtlichamen rijpt, zoals bij bovisten, stuifzwammen, aardsterren, nestzwammetjes, etc. Moleculair onderzoek heeft uitgewezen dat de evolutie naar ‘buikzwamachtige’ vruchtlichamen meerdere malen gebeurd is in de loop der tijden, zodat totaal niet verwante soorten toch min of meer gelijkende vruchtlichamen hebben. Concreet betekent dit dat van een klasse als buikzwammen nu totaal geen sprake meer is. Een Parelstuifzwam blijkt nauw verwant te zijn met een Stinkparasol en aardappelbovisten worden tegenwoordig tot de Boletales gerekend (waartoe uiteraard ook boleten behoren). En dat het Oranjegeel trechtertje nauwer verwant is met een aantal korstzwammen dan met andere plaatjeszwammen, had u wellicht ook niet kunnen raden.

Gewoon fluweelpootje blijkt een verzamelnaam te zijn voor drie verschillende soorten, die je alleen met een microscoop van elkaar kan onderscheiden. (foto: Leo Janssen)

Van zo’n sterk gewijzigde indeling hoeft de amateur-mycoloog eigenlijk niet wakker te liggen. Dat de Groene schelpzwam meer met wasplaten verwant is dan met de andere schelpzwamsoorten is op het eerste zicht merkwaardig, maar voor liefhebbers telt vooral dat de Groene schelpzwam een ‘goede soort’ blijft: een duidelijk herkenbaar ding, waarvan het velen worst zal wezen tot welke familie de soort behoort. Wat liefhebbers meer aanbelangt is dat de moleculaire hakbijl er ook toe leidt dat bestaande soorten uit elkaar vallen in aparte soorten. In het beste geval betekent dat voor ons een extra naam op de lijst. De vaak door elkaar groeiende witte en lila variant van de Satijnvezelkop blijken bijvoorbeeld gemakkelijk herkenbare, maar aparte soorten te zijn: voortaan Inocybe geophylla en Inocybe lilacina.
Maar in vele gevallen wordt het lastiger. Zo blijkt het ‘Gewoon fluweelpootje’ een verzamelnaam te zijn voor drie verschillende soorten; naast het ‘echte’ Gewoon fluweelpootje (Flammulina velutipes) heb je ook nog de dubbelgangers Flammulina elastica en Flammulina populicola (voorlopig zonder Nederlandse namen). Die drie soorten onderscheiden zich ondermeer in sporenmaten: die moet je dus met behulp van een microscoop controleren. Voor amateurmycologen betekent dat dus meer werk. Hetzelfde geldt sinds kort ook voor krulzomen. Naast de Gewone krulzoom komt wellicht ook de pas beschreven dubbelganger Paxillus cuprinus (nog een nieuwe die wacht op een Nederlandse naam) in Vlaanderen voor. Daarnaar wordt het in 2014 uitkijken. Maar dan moet ook elke krulzoom onder de microscoop en dat brengt weer wat werk met zich mee.

Helemaal lastig wordt het als bestaande paddenstoelensoorten worden opgesplitst in verschillende soorten die noch op basis van veldkenmerken noch op basis van microscopische kenmerken onderscheiden kunnen worden. Ze verschillen klaarblijkelijk enkel in de structuur van hun genoom. Een voorbeeld van zo’n ‘cryptische soort’ is het ‘Gewoon elfenschermpje’, een naam die klaarblijkelijk een verzamelnaam voor 11 verschillende soorten is, die we op één na vooralsnog niet uit elkaar kunnen houden. Misschien moeten we wachten tot er een DNA-barcoder-voor-in-het-veld op de markt komt, een apparaat waarmee je tijdens de excursie het DNA van een paddenstoel kan ‘scannen’, waarna de soortnaam op een scherm verschijnt. Verre toekomstmuziek of pure science-fiction?

Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto: Leo Janssen