
Veel typische voorjaarspaddenstoelen hebben een voorkeur voor humeuze, niet te zure bodems die enigszins voedselrijk zijn. In de bossen op de pleistocene zandgronden, waar je in een goede herfst struikelt over de paddenstoelen, is in het voorjaar niet zo veel te beleven. Maar in parken, bosranden en struwelen op wat voedselrijke of kalkrijke bodem kun je zomaar verrast worden door voorjaarssatijnzwammen, voorjaarskluifzwammen (Helvella spp.), of zelfs morieljes.
Van deze soorten wordt Voorjaarspronkridder het meest gemeld, in goede jaren komen en waarnemingen uit een kleine zevenhonderd kilometerhokken. Voorjaarspronkridder is een kloeke, hele bleke paddenstoel die sterk naar pannenkoekenmeel ruikt en zelfs in de moestuin tevoorschijn kan komen. Morieljes en kluifzwammen worden uit ruim tweehonderd kilometerhokken gemeld, en de voorjaarssatijnzwammen uit 65 kilometerhokken. Het is plausibel dat deze laatste groep wat ondervertegenwoordigd is in het waarnemingenbestand, omdat het vrij onopvallende paddenstoelen zijn die minder makkelijk op naam worden gebracht.
Hoeveelheid neerslag
Als we de waarnemingen van de algemeenste soorten uit deze groepen (Kapjesmorielje, Voorjaarspronkridder, Harde voorjaarssatijnzwam en Bokaalkluifzwam) over de jaren 2020 tot 2025 vergelijken, zien we een correlatie tussen het aantal waarnemingen en de hoeveelheid neerslag. Dat is niet vreemd, want paddenstoelen hebben water nodig om te fructificeren. Als we kijken naar het aantal bezette kilometerhokken in de periode 2020 tot 2025 is 26 tot 40 procent van de waarnemingen gedaan in het zeer natte voorjaar van 2023. Er is zelfs een uitschieter naar 59 procent voor de Kapjesmorielje. Ter vergelijking: 7,5 tot 12,5 procent van de waarnemingen werd in het droge voorjaar 2022 gedaan.
In 2025 zien we extreem lage percentages (van drie tot vijf procent) bij drie van de vier soorten. Het was dus een erg slecht jaar voor voorjaarspaddenstoelen. De korte periodes met neerslag (half april en eind mei) hebben het seizoen niet kunnen redden. Een kanttekening hierbij is dat het beeld mogelijk nog niet geheel compleet is, als niet alle waarnemingen al ingevoerd of gevalideerd zijn.
Naast deze duidelijke overeenkomst zien we ook verschillen. Die zijn gedeeltelijk te relateren aan de fructificatietijd ten opzichte van de (sporadische) neerslagperiodes in droge jaren. Ook onder voorjaarspaddenstoelen zijn er vroege en late soorten. Maar niet alles laat zich daardoor verklaren. Voorjaarspronkridder, met een piek rond 1 mei, doet het van alle soorten het slechtst in droge jaren en vertoont grote fluctuaties, evenals Kapjesmorielje. Harde voorjaarssatijnzwam, die in dezelfde periode piekt, lijkt de meest stabiele soort te zijn, met zelfs nog een percentage van 19 procent (!) in 2025. Ook lijken sommige soorten, zoals Kapjesmorielje, na een extreem goed jaar het jaar erop rust te nemen, ook al zijn de omstandigheden goed.
Langjarige trends
Dat er een relatie is tussen neerslag en het verschijnen van paddenstoelen is duidelijk en goed te verklaren, maar het verschijnen van paddenstoelen in relatie tot het weer is complex. Niet alleen is het weer in de periode direct voorafgaand aan fructificatie van invloed, maar bij de meeste soorten ook over een langere periode. De afgelopen droge lente kan ook invloed hebben op de fructificatie van soorten later in het jaar.
Voor de interpretatie van langjarige trends is het belangrijk de effecten van weersinvloeden te kunnen scheiden van andere factoren. Dat is een lastige puzzel. En weersinvloeden en klimaatverandering kunnen zelf ook invloed hebben op de effecten van die factoren.
Tekst: Inge Somhorst, Nederlandse Mycologische Vereniging en Paddenstoelenonderzoek Nederland
Beeld: Henk Huijser (leadfoto: kapjesmorielje); Ronald Morsink; Martin Knoester; NDFF Verspreidingsatlas; Paddenstoelenonderzoek Nederland