Knelpunten voor soorten in het natte zandlandschap

Stichting Bargerveen
11-APR-2014 - Herstelmaatregelen in natte natuurgebieden hebben mooie resultaten opgeleverd. Toch hebben veel planten- en diersoorten van vennen, venen en natte heide het moeilijk. Door kennis en ervaringen van natuurbeheerders en specialisten te bundelen en de terreinen waar deze soorten toenemen of juist achteruit gaan met elkaar te vergelijken, zijn de belangrijkste knelpunten nu in kaart gebracht. Vooral soorten aan de minst vochtige kant van het ‘natte zandlandschap’ blijken lastige klanten.

Bericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]

Herstelmaatregelen in natte natuurgebieden hebben mooie resultaten opgeleverd. Toch hebben veel planten- en diersoorten van vennen, venen en natte heide het moeilijk. Door kennis en ervaringen van natuurbeheerders en specialisten te bundelen en de terreinen waar deze soorten toenemen of juist achteruit gaan met elkaar te vergelijken, zijn de belangrijkste knelpunten nu in kaart gebracht. Vooral soorten aan de minst vochtige kant van het ‘natte zandlandschap’ blijken lastige klanten.

Watersnip (foto: IVN Vecht & Plassengebied)Planten en diersoorten die afhankelijk zijn van vochtige tot natte omstandigheden kennen een positievere trend dan soorten van drogere omstandigheden van het ‘natte zandlandschap’. Zo hebben veenmossen, libellen en watersnip geprofiteerd van hydrologisch herstel. Heischrale milieus en de minst vochtige delen van natte heide zijn gevoelig voor andere problemen dan verdroging en blijken een stuk lastiger te herstellen, evenals overgangssituaties tussen heide en beekdalen en rondom hoogvenen. Dit blijkt uit onderzoek van Stichting Bargerveen, de Unie van Bosgroepen en De Vlinderstichting.

Voedsel
Bloeiende wilg (foto: Joachim Mergeay)In de drogere delen is vooral het voedselaanbod voor dieren problematisch. Er zijn sterke aanwijzingen dat veranderingen in plantenkwaliteit door verzurende en vermestende depositie doorwerken in de voedselketen en zo ook negatieve gevolgen hebben voor herbivore insecten en hun predatoren. Dit geldt met name voor van nature mineralenarme, niet tot zwak gebufferde milieus. Het verdwijnen van het korhoen en de wulp staat symbool voor de verslechtering van het voedselaanbod in het heide- en hoogveenlandschap. Daarnaast is het voedselaanbod voor vlinders, bijen en andere bloembezoekers sterk verarmd als gevolg van een afname van kruiden en vroegbloeiende wilgenstruwelen in (de randen van) het heidelandschap.

Isolatie
Gentiaanblauwtje (foto: Kars Veling)Natte natuurterreinen zijn daarnaast vaak te klein of liggen geïsoleerd. Vooral voor diersoorten is een negatief effect van deze isolatie aantoonbaar. Zo zijn van de in 1990 bekende populaties van het gentiaanblauwtje vrijwel alleen populaties over die in een netwerkverband voorkomen. Voor planten is isolatie een wat minder groot probleem, maar inteelt in kleine populaties is bekend, bijvoorbeeld van blauwe knoop.

Richtlijnen
In het rapport zijn zeven richtlijnen geformuleerd om herstelbeheer in het natte zandlandschap zo effectief mogelijk uit te voeren. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het programma Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit (O+BN) van het Ministerie van EZ en uitgevoerd door VBNE. Een uitgebreid artikel over dit onderwerp verschijnt in het april nummer van het Vakblad voor Bos en Natuurbeheer. Het volledige rapport is te downloaden (5,41 MB) op de site van Natuurkennis.nl.

Tekst: Marijn Nijssen & Gert Jan van Duinen, Stichting Bargerveen
Foto’s: IVN Vecht en Plassengebied; Joachim Mergeay; Kars veling, De Vlinderstichting