Korrelige taaiplaat

Zeer zeldzame Korrelige taaiplaat ontdekt bij Bakkum

Nederlandse Mycologische Vereniging
1-OKT-2014 - Enkele weken geleden werd in de PWN duinen bij Bakkum de zeer zeldzame Korrelige taaiplaat ontdekt. In Nederland is de Korrelige taaiplaat tot nu toe bekend van zes verschillende locaties waarvan er inmiddels drie zijn verdwenen. Al sedert enige weken staat De Korrelige taaiplaat bij Bakkum op een oude Populierenstronk in de zon te bakken. Dat paddenstoelen zich ontwikkelen op een zonnige locatie is verbazend. De Korrelige taaiplaat behoort niet voor niets tot de taaiplaten.

Bericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging [land] op [publicatiedatum]

Enkele weken geleden werd in de PWN duinen bij Bakkum de zeer zeldzame Korrelige taaiplaat ontdekt. In Nederland is de Korrelige taaiplaat tot nu toe bekend van zes verschillende locaties waarvan er inmiddels drie zijn verdwenen. Al sedert enige weken staat De Korrelige taaiplaat bij Bakkum op een oude Populierenstronk in de zon te bakken. Dat paddenstoelen zich ontwikkelen op een zonnige locatie is verbazend. De Korrelige taaiplaat behoort niet voor niets tot de taaiplaten.

De Korrelige taaiplaat (Neolentinus chaefferi) is een echte pelgrim die meestal ver van bekende groeiplaatsen onverwachts tevoorschijn kan komen. Ze wordt vooral aangetroffen op het dode hout van Populieren, minder op Wilg en Beuk. Soms als parasiet op dode delen van levende bomen. Ze wordt zeer zeldzaam op naaldhout aangetroffen. Meestal verdwijnen de vruchtlichamen als het hout waarop ze zaten is vergaan.

Korrelige taaiplaat (foto: Luc Knijnsberg)

Voorkomen
De Korrelige taaiplaat komt wereldwijd in Europa en in Azië voor maar is overal zeldzaam. Ze komt meer voor in Zuid- en Centraal-Europa. In Nederland staat deze taaiplaat als Ernstig bedreigd op de Rode Lijst. Ze is hier aangetroffen in Hilversum (Heidepark), Wassenaar (Meijendel), Rheegrugge (boerenerf) en in Rockanje (parkeerplaats) en dan nu in Bakkum. In de meeste Europese landen waar ze voorkomt zoals Kroatië, Duitsland, Tsjechië, Polen, Zwitserland en Slowakije, staat ze eveneens op de Rode Lijsten. De kans is groot dat de Korrelige taaiplaat in de toekomst onder invloed van het warmer wordende klimaat meer in Nederland zal worden aangetroffen.

Beschrijving
De Korrelige taaiplaat wordt gerekend tot de Buisjeszwammen (Polyporoïd) die weer vallen onder de plaatjesloze vlieszwammen (Aphyllophoraloïd). Dat komt doordat de onderkant van de hoed geen echte plaatjes bezit maar plooien. Juist door de ver op de steel lopende gezaagde plooien is de Korrelige taaiplaat gemakkelijk te herkennen. De centraal tot licht excentrisch geplaatste steel is 4 tot 12 bij 1 tot 2 centimeter, wit tot roomkleurig naar beneden toe roodbruin door kleine roodbruine schubjes. De hoed is 5 tot 16 (of zelfs 25) centimeter breed, eerst gewelfd, later met een enigszins ingedrukt centrum. De rand is ingerold, later scherp. De vruchtlichamen zijn dikvlezig, okerkleurig, in een later stadium roodbruin, dicht bedekt met kleine korrelige schubjes en vlekjes. Het vlees is wit, onder in de steel gelig, zeer taai, leerachtig, en wordt later houtig, kalkig. De gezaagde plaatjes (plooien) onder de hoed zijn 1 tot 7 millimeter breed, zitten dicht op elkaar en lopen sterk van de steel af. Ze zijn eerst wit, worden later grijzig en uiteindelijk bruin. De geur en de smaak zijn goed, maar hij is oneetbaar vanwege zijn taaiheid.

Andere familie
De Korrelige taaiplaat is nog niet zo lang geleden in een andere familie (genus) geplaatst. De wetenschappelijke naam Lentinus cyathiformis werd Neolentinus chaefferi. Neolentinus verschilt van Lentinus door het veroorzaken van bruinrot in hout in plaats van witrot. Ook het moleculair DNA toonde aan dat Neolentinus te veel verschilde van Lentinus. Wereldwijd komen elf soorten van dit genus voor. In Nederland komen behalve de Korrelige taaiplaat ook de bruinrotters Harsige taaiplaat en Schubbige taaiplaat voor. De laatste soort was vroeger meer bekend onder de naam Dwarsliggerzwam vanwege zijn voorkomen op houten treinbielzen en op de stutten in de Limburgse mijnen.

Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto: Luc Knijnsberg