
De glans van dode dieren in de natuur
ARK Rewilding NederlandDe grote weerschijnvlinder (Apatura iris) is opvallend door het formaat – de mannetjes hebben een spanwijdte tot wel 8 centimeter – en de kleuren, die een feest zijn om te zien. De vlinders zijn bruin met witte vlekken en bandjes en de mannetjes hebben iriserende, blauwpaarse vleugels. In de zon schitteren ze als metaal. Je moet wel wat geluk hebben om ze te zien: deze vlinder leeft voornamelijk in de toppen van bomen en komt slechts af en toe naar beneden, bijvoorbeeld om te drinken of... om te snoepen van rottend vlees.
Zout en zaad
De grote weerschijnvlinder voedt zich graag met boomsappen, modder, uitwerpselen van dieren en – bijzonder genoeg – rottend vlees. Dode dieren vormen dus letterlijk een voedingsbron. Dit dieet is essentieel voor de overleving van deze soort, vooral voor de mannetjes die extra mineralen nodig hebben voor het actieve vliegen en onderling vechten rond de voortplanting. In kadaversappen zitten namelijk véél meer mineralen dan in nectar van bloesem, waar veel andere vlinders genoegen mee nemen.
Het belang van dode dieren
De vlinders bezoeken de kadavers vaak in de vroege ochtenduren, wanneer het nog koel is. De mineralen die ze uit het vlees opnemen – zoals natrium en andere zouten – zijn belangrijk voor hun stofwisseling en voor het succesvol paren. In natuurgebieden waar kadavers blijven liggen, worden de vlinders daarom vaker waargenomen.
Dood hout was al eerder in ere hersteld als een cruciaal onderdeel van bossystemen. Het laat zien hoe een dood object een bron van leven kan worden. Iets vergelijkbaars geldt nu voor dode dieren: ze creëren zogenoemde ‘necrobiomen’ – complete ecosystemen die ontstaan rond een karkas. Kevers, vliegen, mieren, vogels, zoogdieren en dus ook vlinders maken gebruik van deze voedselbron. Het belang van de zouten en mineralen uit de kadavers is voor de grote weerschijnvlinder groot: mannetjes dragen bij de paring ook zouten en mineralen over aan de vrouwtjes, om daarmee een goede ontwikkeling van eitjes tot rupsjes mogelijk te maken.
Voorzichtige terugkeer
De grote weerschijnvlinder stelt hoge eisen aan zijn leefomgeving. Naast dode dieren heeft hij voor zijn voortplanting boswilg en/of grauwe wilg nodig. En dan ook nog met een open bosstructuur. De vrouwtjes leggen hun eitjes namelijk bij voorkeur op jonge wilgen in een landschap met voldoende openheid. De aanwezigheid van deze bomen, in combinatie met voldoende zon en beschutting, is dus een voorwaarde. Eentje waar rewilding vaak aan bijdraagt doordat extensieve, natuurlijke begrazing (van bever tot rund, paard en zwijn) een meer open bosstructuur oplevert. Het natuurlijke proces van begrazing levert de ‘wildheid’ die de vlinders zoeken.
Het in Sussex gelegen Engelse landgoed Knepp is een mooi voorbeeld van hoe door rewilding het landschap van intensieve landbouw een structuurrijk half-open bosweide werd. Hier kwam de grote weerschijnvlinder spectaculair terug: nergens in Engeland gaat het zó goed met deze soort. Je kan er dan ook genieten van tientallen fonkelende weerschijnvlinders, terwijl het geluid van zomertortels en nachtegalen je oren streelt.
KempenBroek: rewilding werkt
Dichter bij huis, in het Unesco Mens & Biosfeergebied KempenBroek, werkt ARK aan de rewilding van het grensoverschrijdende natte landschap. En ook hier worden tijdens deze junidagen steeds meer grote weerschijnvlinders gezien. Waar bevers wilgen omleggen, die dan weer in nieuw loof kunnen uitlopen, en runderen voor voldoende openheid zorgen, heeft de grote weerschijnvlinder het goed. Bovendien laten ARK en Natuurmonumenten in dit groeiende natuurgebied steeds vaker dode dieren liggen, waarvan de grote weerschijnvlinder dus duidelijk profiteert.
Van opruimen naar laten liggen: dood doet leven
In het verleden werden dode dieren vaak snel opgeruimd uit bossen en natuurgebieden, zeker van plekken waar publiek ermee in aanraking zou kunnen komen. Kadavers werden gezien als potentieel gevaar voor ziektes of als onaantrekkelijk voor bezoekers. Natuurbeheer richtte zich decennialang op 'netheid', waarbij de nadruk lag op menselijk comfort en esthetiek in plaats van ecologische processen.
Maar sinds het begin van de 21e eeuw komt daar verandering in. Onder ecologen en natuurbeheerders groeit het besef dat kadavers een essentiële schakel zijn in natuurlijke kringlopen. Ze vormen een tijdelijke maar rijke bron van voedsel voor allerlei aaseters, insecten, bacteriën en schimmels. De kringloop van het leven in optima forma.
De terugkeer van de grote weerschijnvlinder vertelt ons iets belangrijks over onze relatie met de natuur. In plaats van alles te controleren en te ‘managen’, leren we langzaam om processen op hun beloop te laten. Ecologische veerkracht door natuurlijke dynamiek, doordat de natuur zich mag voegen naar de lokale omstandigheden – en niet in een andere vorm wordt ‘geconserveerd’ door bijvoorbeeld maai- of ander beheer. Door ruimte te geven aan dood in de natuur, geven we leven een kans – soms in de vorm van een flitsende vlinder, hoog in de bomen, zwevend als een glinsterend geheim in het bos.
Wat begon als een revolutionair rewildersproject – kadavers laten liggen – is uitgegroeid tot een krachtig symbool van ecologisch herstel. Aaseters en andere vaak ook zeldzame en kwetsbare soorten profiteren hiervan. De weerschijnvlinder is een ambassadeur geworden voor een nieuwe manier van kijken: niet alleen naar wat leeft, maar ook naar wat sterft, en hoe dat laatste onmisbaar is voor het eerste.
ARK Rewilding Nederland werkt samen met De Vlinderstichting aan meer kennis over hoe vlinders natuurlijke processen - zoals het wroeten van zwijnen - kunnen gebruiken om hun plek in het landschap te vinden. Lees er meer over via Wild van Vlinders. In het KempenBroek werkt ARK samen met Vlaamse en Nederlandse gebiedspartners, waaronder Natuurmonumenten dat veel van de al eerder herwilderde gebieden in beheer heeft. |
Tekst: Lars Soerink, Julia van Knippenberg en Iris Roggema, ARK Rewilding Nederland
Beeld: Bart Beekers, ARK Rewilding Nederland; Jeroen Helmer, ARK Rewilding Nederland