Muizenstaartje

Kijk uit naar de muis z’n staart!

FLORON
4-MEI-2017 - Dit is een bericht in het kader van ‘Driehonderd jaar planten kijken in Nederland’. Neerlands eerste ‘florist’, David de Gorter (1717-1783), werd driehonderd jaar geleden geboren. Maandelijks berichten we over interessante gebeurtenissen in het plantkundig onderzoek. In deze aflevering vragen we u uit te kijken naar het nietige kruidje Muizenstaart.

Leuk feitje: de staart van Muizenstaart bestaat uit zo'n honderd stampersDe Gorter publiceerde in 1781 de Flora VII Provinciarum Belgii Foederati Indigena (= De inheemse flora van de zeven verenigde Nederlanden), onze eerste regionale flora. Het is een lijst Latijnse plantenbeschrijvingen, aangevuld met (Nederlandstalige) vermeldingen van groeiplaatsen hier ten lande. Er waren toen maar weinig florakenners, meestal met een medische achtergrond, die waarnemingen van plantensoorten vastlegden en uitwisselden. Zij waren niet zo mobiel als wij, noch was het veld zo toegankelijk als tegenwoordig. Daarom was er over de verspreiding van inheemse plantensoorten maar weinig bekend. Van veel soorten vermeldt De Gorter maar één groeiplaats!

Toch zijn er ook nu nog plantensoorten waarvan de verspreiding zeer onvolledig bekend is. Neem Muizenstaart, een onaanzienlijk, ranonkelachtig plantje, waarvan de bloembodem bij rijping uitgroeit in de vorm van een muizenstaart. Het was vroeger vooral bekend van roggeakkers. Toen die vanaf de jaren '50 verdwenen, zagen floristen Muizenstaart sterk afnemen, de soort werd sterk bedreigd geacht. De Friese botanicus D.T.E. van der Ploeg ontdekte echter een nieuw biotoop waarin de soort nog niet opgemerkt was: ´hekdammen´ van weilanden. Daar bloeien ze in het voorjaar en zetten al zaad vóór de koeien de wei in komen. Als zij de hekdam vertrappen, dan heeft Muizenstaart z'n klus er al opzitten. In de herfst blijft een goed bewerkt kiembed achter. Volgend voorjaar een nieuwe performance...

Van der Ploeg heeft beschreven hoe hij de verdwenen geachte plant stap voor stap in beeld kreeg voor zijn project Atlas fan de floara fan Fryslân (1977). Elk Fries dorp had een ‘vogelwacht’, die samen de Bond van Friese Vogelwachten (BFVW) vormden. Hij reisde tal van wachten af en wist de ‘aaisikers’ (= eizoekers), doorgaans niet erg plantkundig geïnteresseerd, zover te krijgen dat ze op hekdammen uitkeken naar het 'typisch Friese' en daarom nijskjirrige (= interessante) Mûzesturtsje (û = oe). Binnen een paar jaar hadden de meeste Friese uurhokken een stip voor Muizenstaart.

Muizenstaart lijkt een uitgesproken Friese plant

Door dat succes werd ook elders naar de soort uitgekeken en hij werd, met het nieuwe biotoop in beeld, ook veel vaker waargenomen. Toch is op verspreidingskaarten Friesland nog altijd het bolwerk van deze soort. Mogelijk omdat de melkveehouderij hier sterker grondgebonden is dan gemiddeld, maar ook omdat erg veel Friezen alert zijn op deze soort.

Muizenstaart blijft elders in het land vaak onopgemerkt omdat hij vroeg is én niet gekend wordt. Weliswaar vindt de plant z’n optimum op klei, maar hij komt op alle grondsoorten voor, mits er open plekken zijn waar in herfst en winter water stagneert. Natuurlijk zijn weilandingangen het meest kansrijk, maar in stedelijk gebied staat hij soms ook in ‘boomspiegels’. De hoofdbloei is inmiddels voorbij, maar de planten zijn tot half juni goed herkenbaar, zeker omdat ze uiteindelijk vaak oranjegeel verkleuren.

Zie je de soort, geef hem dan door, bijvoorbeeld via Verspreidingsatlas.nl of Waarneming.nl.

Tekst: Gertie Papenburg
Foto's: Betty Kooistra; Jan van der Meer