witvlakvlinderrups - primair

Bizarre rupsen witvlakvlinder regelmatig gevonden

De Vlinderstichting
15-JUN-2018 - Het is net niet echt! Mensen reageren soms ook ongelovig als ze horen dat het om een gewone algemene soort in Nederland gaat. “Zoiets heb ik nou nog nooit gezien!”. Toch zijn eind mei en begin juni regelmatig rupsen van de witvlakvlinder gevonden. Niet alleen in bossen en natuurgebieden, maar ook gewoon bij mensen in hun tuin.

De rupsen vallen nu met name op doordat ze nu volgroeid zijn en op weg gaan om te verpoppen. De vlinders vliegen van half mei tot eind oktober in twee elkaar overlappende generaties. De witvlakvlinder overwintert als ei in legsels van enkele honderden eieren op de buitenzijde van de lege, aan de waardplant vastgehechte cocon van het vrouwtje of op een nabij gelegen hek of muur. De eieren van één legsel komen soms verspreid over een langere periode uit. Een enkele keer overwintert een late, niet uitgekomen pop.

Vooral de scheerkwasten op de rug zijn opvallend

Plekken waar, vanaf 2012, witvlakvlinders zijn gezienDe mannetjes vliegen overdag in een schichtige zigzagvlucht, vaak vrij hoog, op zoek naar vers uitgekomen vrouwtjes. Ze worden vaak niet herkend, omdat ze (ook) overdag vliegen en dan in de vlucht best lijken op een dagvlinder. Razendsnel vliegend langs een sleedoornstruweel wordt hij soms uitgemaakt voor sleedoornpage en ook allerlei andere soorten passeren de revue.

Mannetjes zijn bruin met twee opvallende witte vlekken waaraan de soort haar naam te danken heeft. Je ziet mannetjes maar heel weinig zitten, in tegenstelling tot de vrouwtjes, die zich, vanwege hun onontwikkelde vleugels, amper verplaatsen. Ze blijven vaak naast hun cocon zitten. De jonge rupsjes laten zich door de wind meevoeren en zo koloniseren ze nieuwe gebieden. Die rupsen zijn niet moeilijk of kieskeurig. Allerlei bomen en struiken worden gegeten, maar berk, hazelaar en wilg zijn veel voorkomende waardplanten. De witvlakvlinder komt in het hele land voor en je kunt ze op allerlei plekken met bomen en struiken vinden, tot midden in een grote stad. Je ziet ze nooit op planten en ook met stroop of smeer zijn ze niet te lokken. Ze hebben als rups al zoveel gegeten dat ze in hun relatief korte leven van een paar dagen niets meer nodig hebben.

Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting
Kaart: NDFF