Duingebied in Kennemerland-Zuid

Voorgestelde maatregelen zijn onvoldoende voor herstel Kennemerduinen-Zuid

OBN Natuurkennis
21-MRT-2023 - De herstelmaatregelen die de provincie Noord-Holland wil laten uitvoeren in natuurgebied Kennemerland-Zuid zijn onvoldoende om de natuurwaarden op korte of middellange termijn te herstellen. Voor twee veelvoorkomende stikstofgevoelige habitattypen in Kennemerland-Zuid blijken herstelmaatregelen in het algemeen vaak onvoldoende te zijn zonder ook reductie van de stikstofdepositie.

Wösten Juridisch Advies heeft het OBN Natuurkennis om een uitspraak gevraagd in een zaak die speelt tussen provincie en natuurbeheerders rondom het Circuit Zandvoort. De vraag is gesteld in het kader van de Raad & Daad-functie van OBN Natuurkennis om mensen te helpen bij het gebruiken van de juiste en actuele wetenschappelijke kennis.

Het OBN Deskundigenteam Duin- en kustlandschap is met de vraag aan de slag gegaan. Op grond van het onderzoek sluiten zij niet uit dat zowel de kalkarme grijze duinen als de droge duinbossen in Kennemerland-Zuid, ondanks de herstelmaatregelen, toch in een slechtere staat van instandhouding blijven. De oppervlakte van beide habitattypen is in het Zuid-Hollandse deel van Kennemerland-Zuid tussen 2004 en 2018 ondanks de herstelmaatregelen achteruitgegaan in plaats van in stand gebleven. Ook constateren de deskundigen dat verslechtering van de kwaliteit niet is uit te sluiten.

Daarnaast is niet zeker dat herstelmaatregelen in de toekomst alsnog effectief zullen zijn. Het terugdringen van de overbegrazing door damherten en de opslag van exoten als Amerikaanse vogelkers kan er in theorie voor zorgen dat een deel van de kalkarme grijze duinen en droge duinbossen, die in 2018 niet meer voor het habitattype classificeerden, dat in de toekomst weer wel gaat doen. Maar hoe groot dat deel zal zijn en hoelang dat kan gaan duren, is niet bekend. Ook zullen problemen die te maken hebben met hoge stikstofdepositie niet vanzelf verdwijnen. Zolang de kritische depositiewaarde wordt overschreden, heeft de natuur te maken met het toxische effect op korstmossen, versnelde verzuring van de bodem, en vergrassing, vermossing en verruiging van de vegetatie als gevolg van de hogere beschikbaarheid en betere benutting van stikstof. 

Bovendien, zo stelt het deskundigenteam, kunnen herstelmaatregelen hier maar ten dele bij helpen. De toxiciteit voor korstmossen kan alleen verminderd worden door een lagere stikstofdepositie, en herstelmaatregelen als begrazen en chopperen zijn voor korstmossen zelfs negatief. Verstuiving kan verzuring tegengaan in kalkarme grijze duinen, maar in droge duinbossen is verstuiving niet mogelijk, waardoor het cumulatieve effect van hoge stikstofdepositie op de mineralenhuishouding blijft bestaan. Met chopperen en plaggen kan verruiging worden tegengegaan, maar dit leidt ook tot vernietiging van het bodemleven. Begrazing kan leiden tot het terugdringen van vergrassing, maar leidt meestal niet tot verbetering van de kwaliteit in kalkarme grijze duinen, en pakt vaak negatief uit voor korstmossen en het bloemaanbod voor bloembezoekende insecten. Gezien de huidige staat van de betrokken habitattypen kan niet worden volstaan met herstelmaatregelen zonder dat concreet zicht bestaat op het benaderen van de kritische depositiewaarde.

Meer informatie

Tekst: OBN Natuurkennis
Foto: Dick Groenendijk (leadfoto: Duingebied Kennemerland-Zuid)