fuikhoren

Opmars van de stofzuigers

Stichting ANEMOON
3-MRT-2024 - Een efficiënte opruimploeg verdween in de geologische oudheid volledig uit ons kustgebied. Zelfs toen de vertegenwoordigers terugkwamen, spoelden lange tijd vrijwel uitsluitend fossiele resten aan. Maar ze zijn weer helemaal terug en nu functioneert deze afvalverwerkingsploeg weer optimaal.

Je vindt ze nu veel op het strand. Soms zit de slak nog in de schelp. En ook eieren kom je tegen. Logisch, ze leven toch voor de kust? Ja, nu wel. Maar de aanwezigheid van de Gevlochten fuikhoren en diens nauw verwante broer de Grofgeribde fuikhoren is niet vanzelfsprekend. Tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) verdwenen ze. Eind jaren tachtig zagen we de in puur zout zeewater levende Gevlochten fuikhoren opeens massaal vanuit Normandië en Bretagne onze kant optrekken en werden ze binnen een paar jaar algemeen. We kunnen deze vuilnismannen van de zee nu niet meer missen.

Als een fuik

Een fuik is een trechtervormige val waar je als prooidier wel in, maar niet uit kunt. In de oudheid vlocht men fuiken van wilgentenen. Fuikhorenschelpen hebben een fuikvorm. Ook de structuur aan de buitenkant ziet er gevlochten uit. In onze kustwateren kun je twee soorten fuikhorens tegenkomen, beide in een heel eigen leefgebied. De Grofgeribde fuikhoren (Tritia nitida) leeft in Zeeland in binnenwater, vaak op plaatsen met een lager zoutgehalte. De Gevlochten fuikhoren (Tritia reticulata) leeft in zeewater langs de kust. Deze laatste spoelt nu als enige van de twee levend en met verse, mooi gekleurde huisjes aan op onze stranden. Maar op het Noordzeestrand vind je ook veel oude kalkgrijze, blauwe, bruine of zwart verkleurde huisjes. Fossielen (en subfossielen), behorend tot beide soorten. Deze vertellen een duizenden jaren oud verhaal van komen, gaan en terugkomen. We komen daar zo op terug met wat geologie van Nederland. Maar eerst even iets over de dieren zelf.

 

De Gevlochten fuikhoren. Nu vaak op het strand met verse, mooi gekleurde 2,5 tot 3 centimeter grote huisjes. De mondopening heeft onderaan een gootje waar bij het levende dier de lange sifobuis door steekt. Ook de plasticachtige eieren (rechtsboven) spoelen tegenwoordig aan, afgezet op onder andere schelpen. Rechtsonder: in lege fuikhorens wonen vaak heremietkreeftjes

Vuilnismannetjes

In de bodem ingegraven Gevlochten fuikhoren. De sifobuis steekt als stofzuigerslang of snorkel boven de bodem uit. Ze ruiken kadavers op grote afstand

Fuikhorens zitten gewoonlijk ingegraven in de zeebodem. Met hun lange sifobuis die als een schoorsteen boven het zand uitsteekt, kunnen ze hun voedsel (viskadavers en andere dode dieren) van een grote afstand ruiken. Als een duveltje uit een doosje komen ze dan uit de bodem tevoorschijn en kruipen van alle kanten op dit 'afval' af. Met ploegen van vaak tientallen dieren bij elkaar, scheuren ze met hun rasptong (radula) stukjes prooi af en ruimen zo de zeebodem op. Ze worden daarom ook wel vuilnismannetjes van de zee genoemd. Nu de zoutwatersoort, de Gevlochten fuikhoren, weer massaal terug is langs onze kust, zijn deze opruimploegen weer lekker actief in het kustgebied. Zijn ze ergens bezig, dan kun je ze als duiker of snorkelaar niet missen. Wie de dieren observeert kan ook zien hoe snel ze weer onder het zand verdwijnen.

Om dit object in te laden dien je marketing-cookies te accepteren.

De Gevlochten fuikhoren kan ook weer razendsnel onder het zand verdwijnen. Je kan het filmpje ook op YouTube bekijken (Bron: Roy Kleukers) 

Fossiele ouwetjes en geologie

Behalve mooie verse huisjes met of zonder slak of hergebruikt door een heremietkreeftje, spoelen op het Noordzeestrand ook veel 'ouwetjes' aan. Kalkgrijs, blauw, bruin of zwart verkleurde huisjes. Die zijn fossiel of subfossiel (invulling van die termen loopt uiteen en hangt voor gebruikers samen met geologische tijdvakken). Voor de aanwezigheid van de stofzuigertjes langs onze kust moeten we kijken naar het Pleistoceen, dat 2,58 miljoen jaar geleden begon, en het Holoceen, dat daarop volgde en nog voortduurt. De laatste twee ijstijden heten Saalien en Weichselien. Tijdens een ijstijd raakt veel zeewater bevroren in ijskappen en gletsjers, waardoor de zeespiegel tientallen meters lager staat. Dat gold zeker voor de Noordzee. Door grote zeespiegelschommelingen lag Nederland afwisselend aan de kust (in tussenijstijden) of ver van zee (tijdens ijstijden). Tijdens de maximale ijsuitbreiding in het Saalien, zo'n 150.000 jaar geleden, kwam het ijs tot de lijn Haarlem-Nijmegen en werden stuwwallen als de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug gevormd. Er is in de koudste perioden geen plaats voor soorten die van warmte houden. Maar net als na regen zonneschijn komt, komen na ijstijden warmere tussenijstijden (interglacialen). Na de laatste ijstijd brak het Holoceen aan, de tijd waarin we nu leven. Ook tussen de ijstijden Saalien en Weichselien was een warme tussenijstijd: het Eemien. Het stofzuigertjesverhaal speelt zich – waar het de ouwetjes op het strand betreft – voor een belangrijk deel af in het Eemien.

Strandfossielen. Oude, door mineralen in de bodem blauwzwart verkleurde huisjes van de Hollandse kust. Links: de Gevlochten fuikhoren (Tritia reticulata), rechts: de Grofgeribde fuikhoren (Tritia nitida) met gewoonlijk bredere dwarsribben

Het Eemien, de vorige warme tussen-ijstijd

Het Eemien is de periode ná de voorlaatste ijstijd (het Saalien) en direct voor de allerlaatste ijstijd (het Weichselien). Het Eemien duurde van 128.000 tot 116.000 jaar geleden. De zeespiegel stond toen een stuk hoger dan nu. West-Nederland was deels bedekt door de Eemzee, waarin de gemiddelde temperatuur warmer was dan nu. In juli was de gemiddelde zeewater-temperatuur rond de 18,5 °C. Een beetje zoals nu in Zuid-Engeland, Normandië en Bretagne. Veel soorten die daar nu nog leven kwamen in de Eemzee ook op de plaats van het huidige Nederland voor. Ook de twee genoemde fuikhorensoorten. Toen de laatste ijstijd aanbrak, trok de Eemzee zich terug en werd alles steeds kouder, ook de zeewatertemperatuur. Beide Fuikhorens verdwenen geheel. Hun schelpen bleven in de ondergrond achter. Omdat de afzettingen uit het Eemien niet zo heel diep liggen, spoelt daar vaak materiaal uit los. Er rollen dus veel huisjes over de zeebodem van slakken die leefden tijdens het Eemien. Aangezien geologen de term fossiel vaak hanteren voor materiaal ouder dan Holoceen, kunnen we deze huisjes fossiel noemen. Veel oude verkleurde fuikhoren-huisjes op het strand zijn dus fossielen uit het Eemien. Bij grote zandsuppleties als die van de Maasvlakte en de zandmotor vinden we veel Eemfossielen, dus ook fossiele fuikhorens. Hetzelfde geldt voor het zand afkomstig uit de ondergrond dat gebruikt wordt voor steden- en wegenbouw. In sommige woonwijken (Amsterdam-West, IJburg, Almere) liggen de fossielen direct onder de stoeptegels.

Veranderingen ná de laatste ijstijd

Het geologische tijdvak waarin we nu leven heet het Holoceen. Het omvat de afgelopen elfduizend jaar. Het werd voorafgegaan door het Weichselien, de laatste ijstijd die dus volgde op het Eemien. Tijdens die allerlaatste ijstijd was veel van het oceaanwater gevangen in de poolkappen en stond de zeespiegel wereldwijd tot zo’n 130 meter lager: de Noordzee stond grotendeels droog. Toen het Holoceen aanbrak en het warmer werd, smolten gletsjers en poolkappen af. De zeespiegel steeg en stabiliseerde zo'n vijfduizend jaar geleden min of meer rond het huidige niveau. Er veranderde van alles. Door de klimaatverandering en hogere temperatuur maar ook door de opkomende mens, die de aarde overnam en de natuurlijke ecosystemen naar zijn hand zette. De mammoet en de grottenleeuw verdwenen van de aardbodem. Uit ons gebied verdwenen onder andere de wolharige neushoorn, de eland en het rendier. Je kunt het Holoceen zien als een tussenijstijd (interglaciaal) met al duizenden jaren een redelijk stabiel klimaat.

Links: impressie van Nederland ten tijde van de mammoetsteppe in de laatste IJstijd (Weichselien), ongeveer 30.000 jaar geleden. De zuidelijke Noordzee stond droog en de fuikhorens leefden waarschijnlijk ver naar het zuiden. Rechts: impressie van Nederland ten tijde van de voorlaatste tussenijstijd, het Eemien (ca. 115.000 jaar geleden). Een warme periode waarin de zee tot voorbij Amersfoort reikte en fuikhorens een algemene verschijning waren in de baaien en kustzone

Stofzuigers in het Holoceen (en nu)

Warme klimaten hebben een efficiënte afvalverwerking nodig (denk maar aan stinkende vuilnisbakken in de zomer). Tijdens het Eemien voelden de fuikhorens zich prima thuis in de toen warmere Eemzee. Daar vormden ze een opruimploeg die met name in het nabije kustgebied, maar ook wat verder van het strand, efficiënt kadavers en ander afval opruimde. Met het droogvallen van de Noordzee tijdens de laatste ijstijd verdwenen ze geheel. Pas bij het weer vollopen van de Noordzee in de afgelopen 10.000 jaar kwamen de twee grote fuikhorens terug. Wanneer en hoe weten we niet exact. Er zijn, zij het weinig, ook vondsten bekend uit wat oudere afzettingen uit het Holoceen. Dat betreft met name de Grofgeribde fuikhoren, de soort van brak en lagunair binnenwater. Ook de 'zoute soort', de Gevlochten fuikhoren, kwam op enig moment vanuit het zuiden weer noordwaarts. En dus kunnen ook uit oudere Holocene lagen huisjes op het strand aanspoelen. Zulke een paar duizend jaar oude Holocene exemplaren zou je 'subfossiel' kunnen noemen. In het strandmateriaal zijn ze vaak al verkleurd door de inwerking van mineralen in de bodem, maar soms hebben ze nog restjes van bruinoranje kleurbanden. Berichten over 'fuikhorens' in Zeeland uit de eerste helft van de vorige eeuw gaan meestal over deze soort, die men toen eindelijk weer levend in Zeeland zag. In oudere verslagen lezen we over het lokken van de dieren met gekraakte mossels en aas in het Kanaal door Walcheren en het Kanaal door Zuid-Beveland. Een methode die ook bij ingegraven populaties in onder andere het Grevelingenmeer en Veerse Meer goed werkt. De mariene, in echt zout water levende Gevlochten fuikhoren heeft zich daarentegen nog heel lang koest gehouden.

Een actieve opruimploeg ruimt in ons nabije kustgebied de restanten op van een gestorven zwaardschede

Helemaal massaal terug

Van de Gevlochten fuikhoren is het aantal levend verzamelde exemplaren en verse huisjes in oudere collecties zoals bij Naturalis minimaal. Zeker na WOII werd de soort decennialang nauwelijks meer gevonden. Pas eind jaren tachtig kwam daar acuut verandering in. Eerst in België en later in Nederland, rukte de soort massaal op. Levende dieren, verse huisjes en tegenwoordig ook de eiercapsules, spoelen langs al onze Noordzeestranden aan alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. En dat is het (nu) ook. Blijkbaar zijn de omstandigheden inmiddels weer dusdanig gunstig, dat ze zich hier, net als heel lang geleden tijdens het Eemien, weer thuisvoelen. Dat daarbij ook de opwarming een rol speelt, is zeker niet uitgesloten. En wie zich thuisvoelt, gaat opruimen. Het wordt voorjaar, de grote schoonmaak breekt aan. We kunnen deze opruimers in ons kustgebied weer goed gebruiken.

Komt alles terug van weggeweest?

Bovenstaande vraag komt de laatste tijd vaker bij Stichting ANEMOON binnen. Tegenwoordig zien we in zee soorten terugkomen die hier vóór de laatste ijstijd leefden maar met de kou verdwenen. Komen met de opwarming alle 'Eemfossiele' soorten dan weer onze kant op? Het antwoord is: afwachten. Sommige soorten hadden zich al wel in dieper water gevestigd maar komen nu opeens ook dichter onder de kust voor. Samen met de ongewilde introducties van exoten verandert daardoor momenteel het 'beeld' op het strand. Vooroorlogse strandonderzoekers kijken hun ogen uit. Vanaf hun jeugd zagen ze tientallen jaren relatief weinig veranderen, maar nu gaat het hard. Hartschelpen, otterschelpen, mantelschelpen, marmerschelpen, tolhorens en vooral in Zeeland allerlei prachtige zeenaaktslakken en kleinere soorten, vonden hun weg en worden algemener. Is dat erg? Als we het niet over de exoten hebben, met hun soms aanzienlijke impact, dan hoeft de terugkomst van ijstijdverdwijners niet alarmerend te zijn. Opruimers als fuikhorens horen erbij en zijn nuttig. We blijven ze volgen, met een opgeruimde blik.

Meer informatie

  • In 2023 bestond Stichting ANEMOON dertig jaar. Bent u ook geïnteresseerd in de intrigerende Nederlandse onderwaternatuur en onze land- en zoetwaterweekdieren? En wilt u meehelpen, bijvoorbeeld als waarnemer bij een van de monitoringprojecten? Stuur dan een mail en kijk op de website.
  • Wie meer wil weten over de Nederlandse geologie kan terecht op Geologie van Nederland.
  • Op zaterdag 23 maart 2024 kun je langs de kust weer helpen schelpen tellen. Kijk op Schelpenteldag voor meer informatie.

Tekst: Rykel de Bruyne, Stichting ANEMOON en Frank Wesselingh, Naturalis Biodiversity Center. Met dank aan Wim Kuijper en Han Raven, Nederlandse Malacologische Vereniging/Naturalis Biodiversity Center
Beeld: Sytske Dijksen-Overbeeke - Foto Fitis (leadfoto: Gevlochten fuikhoren Tritia reticulata op Texel); PICTAN; Henk Dekker; Ad Aleman
Kaart: Frank Wesselingh, Naturalis Biodiversity Center
Film: Roy Kleukers

Naschrift: Onder het kopje Als een fuik stond aanvakelijk dat de Grofgeribde fuikhoren (Tritia nitida) in Zeeland o.a. leeft in het brakke Grevelingenmeer. Inmiddels is het Grevelingenmeer al heel lang niet brak meer. Wel zijn daar condities die overeenkomen met de lagunaire omstandigheden waaronder Tritia nitida ook elders in Europa leeft. In het Grevelingenmeer kunnen beide soorten worden verwacht, zeker aan de westzijde.