Wilde kievietsbloem met markante tekening in de botanische tuin van Hortus Nijmegen

Plant & insect: kievitsbloem

Hortus botanicus Leiden
7-APR-2024 - Pinksterbloem, fluitenkruid, paardenbloem, madeliefje én wilde kievitsbloem haalden de top vijf in de verkiezing van de nationale bloem. De eerste vier inclusief winnaar madeliefje zijn heel algemeen, de laatste lijkt een vreemde eend in de bijt. De kievitsbloem zullen de meeste stemmers alleen uit hun tuin kennen. Toch is dit een wilde bloem, zeldzaam, maar op die plekken soms massaal in bloei.

'Jullie kennen de uitgestrekte tulpenvelden bij Lisse en Haarlem. Hier kleuren rijen van gekweekte en zorgvuldig geselecteerde tulpen en andere bolgewassen de velden. Maar vroeger sprak men ook wel eens van Goudse tulpen. Daarmee doelde men op mij: de Wilde kievitsbloem. Ik stond niet in keurig gelid aangeplant in bollenkwekers, maar groeide in het wild. Mensen kwamen mijn bloemen bewonderen, en al snel bloeide mijn hangende, geschakeerde bloemklokken in menig voor- en achtertuin. Maar je kunt me nog steeds in het wild zien bloeien? Laten we dat zo houden! Stem op mij!', luidde de wervende tekst. Het leverde een plekje bij de top vijf op, maar de titel Nationale Bloem ging naar het madeliefje.

Kievitsbloemen en sleutelbloemen in een hooiland van Hortus Nijmegen

Algemene tuinplant

Wilde kievitsbloem (Fritillaria meleagris) is zeldzaam in de natuur, maar niet in de tuin. Deze schitterende voorjaarsbode werd vanwege haar schoonheid en opbrengsten al eeuwen terug verhandeld. Zo kon zij als cultuurvolger verspreid raken in delen van Europa waar ze van oudsher niet voorkwam. Ze groeit van nature graag in hooilanden in het overstromingsgebied van uiterwaarden. Door nieuwe landbouwtechnieken zijn deze standplaatsen sinds eind negentiende eeuw enorm achteruit gegaan en daarmee ook de wilde kievitsbloem. In tuinen is ze steeds meer te vinden.

Kievitsbloemen in hooiland langs de beek in de Hortus Nijmegen, met enkele witbloeiende exemplaren op de achtergrond

Correspondentie

Buiten hun naam hebben kievit en kievitsbloem nog meer met elkaar gemeen. Zo was er rondom beide een voorjaarstraditie in ons land: voor de vogel het (eerste) ei zoeken en rapen, voor de plant de bloem plukken en bollen verzamelen. Beide houden van vochtige graslanden. Beide zijn wettelijk beschermd omdat hun oorspronkelijk leefomgeving sterk onder druk staat. Beide zijn doelsoorten in menig natuurherstelproject. Kieviten hebben zich aangepast aan het veranderende landschap en kunnen tegenwoordig ook op andere plekken broeden. Kievitsbloemen groeien ook buiten hun optimale natuurlijke standplaatsen omdat ze vanwege hun aantrekkingskracht al eeuwenlang door handelaren en liefhebbers verspreid worden. Zelfs qua timing corresponderen ze, want de broedtijd van de kievit valt zo’n beetje samen met het uitgroeien van de planten. De bloem in knop lijkt op het kievitsei waaraan de plant haar Nederlandse naam ontleent.

Witte exemplaren van de wilde kievitsbloem, hier in de Hortus Nijmegen, hebben vaak extra lange meeldraden  waardoor vermoedelijk eerder zelfbestuiving mogelijk is

Wetenschappelijke naam

De kievit is een omatopee en toeval of niet, ook wanneer je de eerste twee lettergrepen van de wetenschappelijke naam van de bloem uitspreekt, Fritillaria (uitspraak frietielaria), dan hoor je daarin de kievit terug. De naam is afgeleid van het Franse fritillaire (uitspraak frietielèèr) zoals de plant lokaal bekend stond langs de Loire. Daar werd zij in 1571 door de apotheker Noël Capperon beschreven als Fritillaria. Hij legde een verband met het Latijnse fritullus (dobbelbeker) omdat de bloem daarmee gelijkenis vertoont. Hij correspondeerde hierover met Dodoens en Clusius en stuurde planten op naar Nederland. Dodoens gaf de bijnaam meleagris. Clusius had een groot netwerk, zowel bij botanici als bij voorname lieden. Hij wist veel bijzondere soorten in de Hortus botanicus Leiden te kweken, waaronder de bostulp en de keizerskroon die een telg is van het geslacht Fritillaria. In zijn Rariorum plantarum historia (1601) staat reeds een afbeelding van Fritillaria meleagris.

Rariorum plantarum historia (1601)

Handel

Al snel werden de bolgewassen aangeplant in de tuinen van rijke lieden. Het is aannemelijk dat ook de kievitsbloem, als soortement 'ondersteboven bloeiende tulp', gewild was waardoor er sindsdien een levendige handel ontstond en de planten verspreid werden over grote afstanden.
In de periode van de tulpengekte gingen bollen voor ongekend hoge bedragen over de toonbank. De kievitsbloem stond lokaal bekend als Goudse tulp of Zwolse tulp. De tulpengekte heeft ertoe geleid dat we nu de bollenstreek kennen. In de Gouden Eeuw konden de rijken zich de luxe permitteren om planten alleen voor hun plezier te houden. Tot die tijd waren nieuwkomers voor de Nederlandse flora vaak verbonden met de landbouw- en veeteelt, maar daarna ook met veel sierplanten uit de tuincultuur.

Natuur en tuinnatuur

Wilde kievitsbloemen gedijen in het algemeen het best in overstromingsgraslanden langs de benedenloop van rivieren en riviertjes en dan bij voorkeur daar waar zich (zee)klei heeft afgezet op veen. Op zulke plekken kunnen ze grote bollenvelden vormen. Tot eind negentiende eeuw waren de graslanden in uiterwaarden onderdeel van duurzame productie door een beheer van hoofdzakelijk maaien, gevolgd door begrazing later in het seizoen. Het grote areaal liep spoedig terug vanwege de nieuwe landbouwtechnieken en commerciële meststoffen waardoor de wilde kievitsbloem onder druk kwam te staan.
Standhoudende plekken met grote populaties in West-Europa zijn nog te vinden langs de Loire en haar zijrivieren, de monding van de Overijsselse Vecht (het Zwarte Water), de Elbe, de Theems en enkele zijrivieren en in Zweden langs de Fyrisånrivier. In Zweden was al bekend dat het om een introductie ging en recent onderzoek aan de populaties in Engeland suggereert nu ook dat de soort daar is ingevoerd (pdf, 478 KB). Toch kunnen de populaties zich daar handhaven bij een juist beheer. Het grappige is dat de kievitsbloem uit ons land is geïmporteerd in Zweden en daar in de zeventiende eeuw aangeplant werd in de botanische tuin van Uppsala in het stroomgebied van de Fyrisån. Die exemplaren zouden wel eens uit Zwolle afkomstig kunnen zijn omdat er toen veel handel was tussen hanzensteden. Een eeuw later zou Linnaeus, directeur van de botanische tuin aldaar, de plant beschrijven in zijn classificatiesysteem zoals zij nu nog steeds heet: Fritillaria meleagris L.

Hooiland met zomerklokjes waarin wilde kievitsbloem gedijen, Hortus Nijmegen

Er zijn geen meldingen van Nederlandse vindplaatsen vóór 1800. Ecoloog Eddy Weeda suggereert dat botanici de moeilijk toegankelijke moerassige groeiplaatsen wellicht niet bezochten en geen contact hadden met boeren. Als voorbeeld noemt hij andere laat 'ontdekte' niet te missen bolgewassen, zoals zomerklokje en wilde narcis, beide ook te bewonderen in de Hortus Nijmegen. Wilde kievitsbloem was inderdaad bekend bij de plaatselijke bevolking voordat Noël Capperon deze beschreef.

Eeuwenlang werden al planten versleept en verhandeld om zo opzettelijk of toevallig in ons land te komen. De laatste decennia zijn er via toegenomen transport, handel en toerisme enorm veel soorten bij gekomen. Inmiddels staat ons land vol met tuinplanten en cultuurvormen van wilde planten waaronder ook die van wilde kievitsbloem. Om een voorbeeld te noemen citeren we Bert Maes: 'Naar schatting nog geen drie procent van alle bos- en landschapselementen met houtige gewassen in het buitengebied bevat nog een substantieel aandeel met wilde bomen en struiken.'
Terwijl vroeger wilde planten naar tuinen werden gehaald is er sindsdien ook een beweging de andere kant op gang gekomen: allerlei planten verwilderen vanuit tuinen, parken en ingezaaide wegbermen de natuur in. Boudewijn Odé, medewerker van FLORON, bedacht daarvoor de naam tuinnatuur: ‘Door de toegenomen verstedelijking van Nederland en het grote aantal tuinliefhebbers kun je misschien wel stellen dat Nederland buiten de traditionele natuurgebieden overwegend een soort tuinnatuur kent.'

Trendy

Tegenwoordig is het trendy om weer inheemse soorten aan te planten. Dat is nodig ook omdat veel wilde planten worden bedreigd (ze staan op de Rode Lijst). Belangrijk is dat we autochtoon materiaal gebruiken, omdat populaties in het wild vermengd raken met cultivars waardoor onze bronpopulaties verdwijnen. Om dat te voorkomen heeft Joop Schaminée Het Levend Archief opgericht. Het doel is de genetische diversiteit veilig stellen door zaden te verzamelen van autochtoon inheemse herkomst en deze op te slaan in de Nationale Zadencollectie. Door gecertificeerde autochtone planten te gebruiken in je tuin, ondersteun je de wilde flora én ook nog de inheemse insecten omdat deze vaak een bijzondere relatie met inheemse planten hebben.

Dansende insecten

Wilde kievitsbloem in Hortus Nijmegen met vermoedelijk de gewone sachembij (de automatische herkenning Waarneming.nl was 81 procent)

Als de bloemen van de wilde kievitsbloem verschijnen in het vroege voorjaar zijn aanvankelijk niet veel insecten actief. In de hooilanden vol met duizenden bloeiende kievitsklokjes vliegen dan vooral hommels op zoek naar nectar. Hommels zijn in meerdere opzichten goede vrienden van de kievitsbloem. Je zou zelfs kunnen spreken over het verbond van kievitsbloemen en hommels. De heen en weer dansende bloemen trekken de aandacht van de mollig wollige diertjes die zoemend van bloem tot bloem buitelen om zich tegoed te doen aan de nectar en zo het stuifmeel overbrengen als een postiljon d’amour.
Zou uit het feeërieke weidetoneel van de wiebelende klokvormige bloemhoofdjes (de wiebelaartjes) met daarom heen de dansende hommels, de naam fritillaire in de volksmond zijn voortgekomen? Frétiller betekent zoiets als wiebelen. Leuk bedacht, maar toch kon ik geen verbastering naar fritiller terugvinden. Desondanks blijft zo’n beeld van wiebelaartjes me bij en zeker wanneer kieviten met hun acrobatische baltsvlucht 'ie-wiet' roepend over het veld scheren. Zo’n 'kievitsbal' is niet ondenkbaar, maar alleen als vogel en bloem kunnen rekenen op een gezond hooilandbiotoop.
Het blijken vooral hommelkoninginnen te zijn die op de wilde kievitsbloem vliegen. Zij kunnen door gebruik van hun vleugelspieren warmte opwekken waardoor ze al bij lage temperaturen in het vroege voorjaar actief kunnen zijn. Zo kunnen de vroege voorjaarsbloeiers toch bestoven worden.

Ontdekking

Als er één iemand is die veel van de kievitsbloem weet dan is het Albert Corporaal wel. Hij doet al meer dan veertig jaar onderzoek aan deze wonderlijke geheimzinnige voorjaarsbode die niet gemakkelijk haar geheimen prijs geeft, maar waarbij diepe nieuwsgierigheid soms beloond wordt. Als velen dit zouden weten dan was de genomineerde kievitsbloem misschien wel als de Nationale Bloem van Nederland gekozen!

Omdat de hommel kleurenblind is, vroeg Albert Corporaal zich af hoe een kievitsbloem een hommel lokt. Albert: Dat ontdekte ik doordat ik samenwerking zocht met TNO, die voor defensie met allerlei speciale lampen werkte. We zagen ineens dat er een bijzondere reflectie kwam vanuit de bloem. Wat blijkt: het zonlicht kaatst via de bodem van onderen de bloem in, en in de bloem zit een honingmerk dat het weerkaatst en zorgt voor een lichtflits. In het voorjaar staat er vrijwel altijd een briesje, waardoor de bloemen heen en weer bewegen en steeds een flits laten zien. Voor een hommel is dit kleurrijke veld dus een grijs veld vol met knipperlichtjes die de aandacht trekken. Ze raken gebiologeerd door zo’n lichtflits en vliegen een soort tunnel in.' Je kunt wel stellen dat Albert’s nieuwsgierigheid zeker beloond is met zo’n prachtige ontdekking.

Oproep

Tot nu toe is er weinig onderzoek naar bestuivende insecten op kievitsbloemen gedaan. Aardhommel en steenhommel zouden de belangrijkste bestuivers zijn, maar onderzoek aan de populaties in de kop van Overijssel wees uit dat eerder akkerhommel, tuinhommel en vosje de belangrijkste bestuivers zijn van de in totaal twaalf verschillende waargenomen soorten. Let daarom op als je een bloeiende kievitsbloem ziet of ze worden bezocht door een insect. Maak een goede foto en deel die op Waarneming.nl zodat we meer te weten komen over de diversiteit van de bestuivers, ook wanneer de bloemen in tuinen groeien ver weg van de natuurlijke groeiplaatsen.

Fritillaria caballeroi in de Serra da Estrela, Portugal

Uitsmijter

De eerste kievitsbloem die ik in het wild zag was deze Fritillaria caballeroi in de Serra da Estrela in Portugal tijdens mijn onderzoek. Deze zeldzame bergplant houdt van tijdelijke smeltstroompjes. De vele soorten van het geslacht zijn sierlijk en (helaas) gewild bij plantenjagers.

Meer informatie

Tekst en foto's: Jan Jansen, Hortus Nijmegen, met dank aan Hanneke Jelles, Hortus botanicus Leiden
Beeld: Carolus Clusius