Afname libellen van vennen niet alleen een Nederlands probleem
De VlinderstichtingRode lijsten zijn een manier om in kaart te brengen welke soorten bedreigd zijn. Hiervoor wordt gekeken naar hoe wijd verspreid een soort is, wat de trend is over de laatste tien jaar, of drie generaties als dat langer is, en het aantal individuen. Voor alle Europese libellensoorten is dit opnieuw bepaald. De IUCN coördineerde dit in opdracht van de EU, de beoordeling zelf is gedaan door een vijftal experts met een groot aantal andere libellendeskundigen die kritisch meekeken. De resultaten van de rode lijst zijn gepubliceerd op de website van IUCN en in een rapport (pdf: 2,8 MB).
Doordat de hoeveelheid data de laatste jaren sterk toegenomen is, kunnen we nu voor meer landen een trendinschatting maken op basis van de data. Dat in Nederland een aantal ven- en hoogveenlibellen hard achteruitgaat, weten we al een tijdje, maar voor veel andere landen zijn dit soort analyses niet recent gedaan. Het blijkt dat de afname van deze soorten in een groot deel van Europa net zo hard gaat. De venglazenmaker en zwarte heidelibel zijn in Europa de afgelopen tien jaar meer dan vijftig procent van hun verspreidingsgebied verloren. Het lijkt alleen in hooggelegen delen, zoals de Alpen, en in het midden en noorden van Scandinavië nog goed te gaan met deze soorten. Beide staan nu dan ook als bedreigd op de Europese rode lijst. Maar ook de speerwaterjuffer, maanwaterjuffer en de noordse en venwitsnuitlibel staan als kwetsbaar op de lijst. De steenrode heidelibel is minder een echte vensoort, maar wel een soort die we in Nederland sterk af zien nemen. Dat is ook in de rest van Europa het geval en deze is dan ook kwetsbaar op Europese schaal.
Dit zijn allemaal soorten met een wat noordelijke verspreiding die niet van hoge temperaturen houden. De effecten van opwarming komen bovenop het verlies van leefgebied, verzuring, vermesting en andere factoren die de populaties al kwetsbaarder gemaakt hebben. Daarnaast is op veel plekken de grondwaterstand lager geworden waardoor verdroging een grotere rol heeft gekregen en de verkoelende invloed van (lokaal) grondwater is afgenomen. Ook de toename van zuidelijke soorten die kunnen concurreren, maar ook een nieuwe predator kunnen zijn, speelt waarschijnlijk een rol. Bij libellen zagen we al een tijd warmteminnende soorten opschuiven naar het noorden, maar we zien nu dat ook noordelijke soorten verdwijnen.
Van de 'Nederlandse' soorten staan de geelvlekheidelibel als bedreigd op de lijst en de bruine glazenmaker en metaalglanslibel als kwetsbaar. Van de geelvlekheidelibel is dat niet onverwacht, de invasies uit Oost-Europa zijn verdwenen omdat deze soort daar sterk achteruitgegaan is. Van de andere twee soorten begrijpen we minder goed waarom ze achteruitgaan. Wat een rol kan spelen, is dat ze van wat stabielere omstandigheden houden en de toegenomen variatie in het weer over de jaren negatief voor ze uitgepakt kan hebben.
Verder bestaat een groot deel van de rode lijst uit libellen van beekjes in Zuid-Europa. Deze hebben vaak een klein verspreidingsgebied en zijn afhankelijk van beekjes met permanent water in een gebied waar de vraag naar water toeneemt, maar de beschikbaarheid afneemt. Vooral in Griekenland loopt een aantal soorten het risico uit te sterven. De Griekse vuurjuffer (ernstig bedreigd), Kretaschemerlibel en Kretawaterjuffer (bedreigd) komen buiten Europa niet voor dus verdwijnen uit Europa is meteen uitsterven. Maar ook in het zuidwesten van Europa is een aantal soorten in de problemen, zoals bijvoorbeeld de pas uit Spanje beschreven Cazumatanglibel (bedreigd) en de prachtlibel (kwetsbaar).
Tekst: Roy van Grunsven, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling (leadfoto: zwarte heidelibel); Roy van Grunsven