Natuurbrand doet leven op de Sallandse Heuvelrug
Nederlandse Mycologische Vereniging, Paddenstoelenonderzoek NederlandOp zondag 24 april 2022 woedde er een grote natuurbrand op de Sallandse Heuvelrug, eigendom van Natuurmonumenten. Drie pelotons met in totaal 150 medewerkers van de Brandweer Twente hebben de brand weten te blussen. Een schaapskudde was tijdens de brand aanwezig in hetzelfde gebied. Gelukkig heeft men de schapen in veiligheid kunnen brengen. Naar schatting is er zo’n 15 tot 20 hectare afgebrand. De brand heeft op veel plekken oppervlakkig gewoed en heeft zich snel over het gebied weten te verspreiden. Door de inzet van de brandweer is voorkomen dat het loopvuur – vuur in de onderste vegetatielaag – is overgeslagen naar het Grove dennenbos waar het als kroonvuur – een brand in de toppen van de bomen – heel gevaarlijk kon worden. Natuur en heidebranden zijn vaak desastreus voor dieren en planten. Vooral in het broedseizoen.
De natuur maakt door de jaren heen een snelle transformatie door van een zwartgeblakerd landschap naar een groene oase vol leven.
Naar aanleiding van deze brand is er een brandplekpaddenstoelenonderzoek gestart in opdracht van Natuurmonumenten. Drie jaar lang is het gebied onderzocht tussen de maanden september en februari. In het broedseizoen is het gebied niet bezocht.
Brandplekpaddenstoelen zijn fascinerend, zeer belangrijk en tevens de meest bedreigde groep paddenstoelen in Nederland. Deze groep kent zo’n vijftig soorten paddenstoelen die exclusief of hoofdzakelijk op brandplekken voorkomen. Het grootste gedeelte staat op de Rode Lijst en is ingedeeld van 'zeldzaam' tot zelfs 'verdwenen uit Nederland'.
Elke brandplekpaddenstoel heeft zijn eigen plek in een vorm van successie van de afbraak van houtskool bij een brand. Brandplekpaddenstoelen zijn van essentieel belang, omdat ze met hun schimmeldraden zorgen voor een goede structuur in de bovenste laag van de bodem. Hierdoor kunnen de zouten en mineralen die zijn ontstaan bij de brand moeilijker uitspoelen. Enkele weken na een brand kunnen de eerste mossen en planten zich weer vestigen. Voor de brandplekpaddenstoelen duurt het zes tot acht weken na een brand voordat je ze kunt verwachten. De vorm van successie binnen deze groep kan een aantal jaren voortduren.
Onderzoek
In het drie jaar durende onderzoek is het gebied tijdens gunstige omstandigheden minimaal twee keer per maand bezocht. Vooral op de plekken waar veel hout was verbrand, waren veel soorten brandplekpaddenstoelen te vinden tijdens het onderzoek. Op deze plekken is de temperatuur hoog geweest en is er veel koolstof vrijgekomen. De temperatuur is een van de voorwaarden voor een aantal soorten om te kunnen ontkiemen. De boomsoorten in het verbrande gebied zijn hoofdzakelijk eik en Grove den. Op de stukken heide heeft de brand zich heel snel verspreid. Hierdoor is de temperatuur flink achtergebleven ten opzichte van de plekken met veel hout. Op de stukken heide zijn de minste brandplekpaddenstoelen aangetroffen.
Van de vijftig brandplekpaddenstoelen die in Nederland voorkomen, zijn tijdens het onderzoek vijftien soorten gevonden en dat is een aanzienlijke hoeveelheid. De meest voorkomende brandplekpaddenstoelen die zijn gevonden:
- Brandpelsbekertje is vooral gevonden aan de onderzijde van verbrande takken en stronken van zowel Grove den als eik.
- Purperbruine brandplekbekerzwam had een hoge concentratie op de plekken waar veel hout en strooisel is verbrand van Grove den en eik.
- Gewoon en Oranjerood houtskoolbekertje komen vaak al voor na zes tot acht weken na een brand. Deze twee soorten zijn naast elkaar gevonden, vooral op stronken en dicht tegen wortelaanlopen van bomen van zowel Grove den als eik.
- Zwarte korstkogelzwam is gevonden op dode takken van verschillende eiken.
- Oliebolzwam is op verschillende plekken op wortels van Grove den aangetroffen.
- Drie verschillende soorten Pekzwammetjes zijn verspreid over het gebied gevonden bij Grove den.
- Brandplekbundelzwam is aangetroffen in het hele gebied en meerdere jaren achter elkaar bij zowel Grove den als eik.
Een nieuwe soort trilzwam voor Nederland
In januari 2024 is er gekeken op dode takken van Zomereik. Op verschillende afgestorven takken zijn vruchtlichamen van de Paarse eikenschorszwam gevonden, maar die zagen er nogal eigenaardig uit door de aanwezigheid van een groot aantal bultjes. Hiervan is materiaal verzameld en meegenomen voor verder onderzoek.
In het hymenium van de Paarse eikenschorszwam – de laag aan de buitenkant van een vruchtlichaam waarin de geslachtelijke sporen worden gevormd – bleek een parasitair groeiende trilzwam aanwezig. Deze trilzwam maakt geen eigen vruchtlichamen, maar haalt als parasiet voedsel uit andere levende organismen en profiteert ten koste van de gastheer. De vondst werd opgestuurd naar een expert in België die onderzoek doet naar deze groep trilzwammen. Het gaat om de soort Orbivator quercinae, een parasitair groeiende trilzwam. Deze soort bleek nog niet aanwezig in Nederland, en is daarmee een nieuwe soort voor Nederland.
Bijzonder veel slijmzwammen
Tijdens het onderzoek – vaak in de wintermaanden – zijn er enorme aantallen slijmzwammen gevonden. Slijmzwammen zijn fascinerende organismen die een heel andere levenscyclus hebben dan schimmels. Ze bewegen zich op zoek naar voedsel voort over het substraat in de vorm van een slijmmassa. Het vruchtlichaam dat uiteindelijk wordt gevormd is star en bewegingsloos.
Op tientallen takken en stammen van hoofdzakelijk Grove den werden enorme aantallen van het zeer zeldzame Olijfkleurig boomkussen aangetroffen. Deze soort wordt niet in verband gebracht met brandplekken, maar het is wel zeer opvallend dat juist deze soort zich toch vaak op brandplekken in Nederland laat zien. Een expert op het gebied van slijmzwammen had nog nooit zulke aantallen bij elkaar gezien.
Naast brandplekpaddenstoelen, waar het tijdens het onderzoek om draaide, is er ook gekeken naar de fauna in het gebied. Opvallend was dat er enkele weken na de brand al veel activiteit was. Maar liefst vijf spechtensoorten werden in de eerste maanden al gezien. Sprinkhanen, kevers (Blauwzwarte schallebijter), spinnen (Groene jachtspin), libellen, vogels (Korhoen, Raaf), bijen (Heidezandbij, Heidewespbij, Klimopbij) en nog veel andere soorten kwamen op het gebied af. In de bandensporen van de brandweervoertuigen waren tal van holen gegraven door verschillende soorten insecten – een ideale plek om zich te kunnen voortplanten. Door het omwoelen van de bodem door de brandweervoertuigen kwamen zaden die in de zaadbank aanwezig waren weer aan het oppervlak. Hierdoor kwam de heide massaal tot ontkieming in de bandensporen. Van de oude eiken en Grove dennen die het veelal niet hebben overleefd, kwam de schors los van de bast. Na een aantal maanden krioelde het van de insecten op die plekken. De schors liet verder los in de loop van de tijd en belandde op de grond. Onder deze schors werden op verschillende plekken in het verbrande gebied Hazelwormen en salamanders gevonden. Twee jaar na de brand was het eerste nest van de Zwartrugbosmier weer terug in het verbrande gebied.
Ingrijpen na een brand, zoals bomen weghalen of andere werkzaamheden, is niet nodig en heeft zelfs een negatief effect op de biodiversiteit in het hele gebied. De aftakeling van de bomen die getroffen zijn, is essentieel voor meerdere soorten dieren om zich er weer te kunnen vestigen. Om de terugkeer van Pijpenstrootje terug te dringen, heeft Natuurmonumenten ervoor gekozen dit te doen met behulp van de destijds voor de brand gevluchte schaapskudde.
Door klimaatverandering is het waarschijnlijk dat de kans op natuurbranden toeneemt. Volgens het KNMI neemt de kans op langere, droge periodes toe, alsook de brandgevoelige dagen. Op brandgevoelige dagen is er een verhoogde kans dat er brand ontstaat en dat deze zich snel kan uitbreiden. Nagenoeg alle natuur- en heidebranden in Nederland worden direct of indirect veroorzaakt door de mens. Dit gebeurt bijvoorbeeld na het weggooien van gloeiende sigaretten en barbecueafval.
Meer informatie
- Bekijk de video Brandplekpaddenstoelen – Alles wat bloeit.
Tekst: Ronald Morsink, Nederlandse Mycologische Vereniging, Paddenstoelenonderzoek Nederland
Beeld: Ronald Morsink; Thomas Naber, Google Maps; Marian Jagers