Als ei de winter door
De VlinderstichtingKleine pages
Een deel van de Nederlandse dagvlinders gaat als eitje de winter door. Dat geldt onder andere voor de kleine pages. De eitjes van de eikenpage zitten in de boomkruinen van hogere eiken op de eindknoppen. De bruine eikenpage heeft de eitjes afgezet op kleinere eikjes en meestal op het stammetje of op zijtakken. De eitjes van de iepenpage, een soort die op steeds meer plekken in ons land wordt gezien, zitten bij de knoppen waar in het voorjaar de bloemen uitkomen. De sleedoornpage zet de eitjes af aan de buitenzijde van sleedoornstruweel, ook vaak in de buurt van knoppen of in de oksels van de stekels. Al deze eitjes zitten nu en de hele winter op bomen en struiken en die blijven, normaal gesproken, de hele winter wel staan. De rupsjes kruipen in het voorjaar uit het ei, als er verse jonge blaadjes tevoorschijn komen, die ze goed kunnen eten en verteren. Tegen de tijd dat die bladeren ouder en harder worden en ook meer afweerstoffen produceren, zijn de rupsen volgroeid en gaan ze verpoppen. In de zomer vliegt dan de volgende generatie.
Het zwartsprietdikkopje
Het zwartsprietdikkopje is een graslandvlinder, maar ook deze overwintert als ei. De vlinder vliegt in juli en augustus en de vrouwtjes zetten de eitjes af in strengetjes van 4 of 5 eitjes in de bladschede van een gras. Bij het afzetten van de eitjes oriënteert het vrouwtje zich op de nietbeschaduwde delen van ruigten. Ook kan het voorkomen dat eitjes tussen de (verdorde) bloeiwijze worden gelegd. Als een eitje valt, kan het ook in de strooisellaag overwinteren.

In april komt de rups uit en spint meteen een kokertje van een blad. Vanuit dat kokertje voedt de rups zich met jonge en malse grassprieten. In juni spint de rups een cocon van bladeren, meestal aan de basis van de waardplant waarin de verpopping plaatsvindt. Deze overwinteringsmethode brengt dus wel een gevaar met zich mee. Op plekken waar, vanaf juli/augustus, gemaaid of intensief begraasd wordt, hebben de eitjes geen overlevingskans. Het zwartsprietdikkopje kan alleen overleven op plekken waar in de winter gras blijft overstaan.
Dat is een van de redenen om bij het maaien altijd delen ongemoeid te laten. Door gefaseerd te maaien blijven er altijd plekken over waar het zwartsprietdikkopje kan overleven. In bermen en groenstroken die onder Kleurkeur worden gemaaid, blijft altijd 15 tot 30 procent van de vegetatie ongemaaid.
Tekst en beeld: Kars Veling, De Vlinderstichting
