Schuursponszwelkorst: een nieuwe soort voor Nederland met een oeroude samenwerking met blauwalg
BLWGEen soort met een naam waarmee je een potje scrabble kan winnen, is de schuursponszwelkorst (Scytinium magnussonii). Antoine Janssen vond deze soort met honderden bij elkaar op het asfalt van een dijk in de Gelderse Poort. Deze soort komt verspreid door Europa voor en is overal zeldzaam. In Nederland is de soort niet eerder opgemerkt.

De schuursponszwelkorst vormt zwarte lobben die aanzienlijk opzwellen wanneer ze in contact komen met water. Aan de rand van de lobben groeien grove uitstulpingen die de inspiratie zijn voor de soortnaam. Deze uitstulpingen heten isidiën: afbreekbare stukjes van het korstmoslichaam die op geschikte plaatsen zelfstandig kunnen uitgroeien tot een nieuw individu.
Het sponsachtige karakter van de soort is niet uniek. Het komt bij veel korstmossen voor die blauwalgen als symbiotische partner hebben. De meeste korstmossen bestaan uit een schimmel en een (groen)alg die in symbiose leven. Het woord symbiose, wat ‘harmonisch samenleven’ betekent, is verzonnen om korstmossen te beschrijven. Een kleinere groep korstmossen leeft samen met blauwalgen, afstammelingen van de oudste levensvormen op aarde.

De symbiose met blauwalgen resulteert in een sponsachtige structuur die veel water kan opnemen. In Nederland komt dit het meest voor bij soorten die we collectief gelei- en zwelmossen noemen.

Soms kunnen deze soorten flink op elkaar lijken. Hierbij zijn de interne structuur, de sporen en de vorm van de lobben belangrijk voor de herkenning. De schuursponszwelkorst lijkt in Nederland het meest op fijn zwelmos, maar verschilt door de onvertakte lobben die niet fijn uitlopen in de isidiën.
Tekst: Harold Timans, BLWG
Beeld: Henk-Jan van der Kolk, BLWG>
