Gewone zeehond

Dit jaar meer gewone zeehondenpups in Waddenzee, ondanks dalende populatietrend

Wageningen Marine Research
14-NOV-2025 - De gewone zeehondentelling laat zien dat het aantal pups in de Waddenzee opnieuw opvallend hoog is, terwijl de totaaltelling geen herstel vertoont. Deze resultaten sluiten aan bij het beeld van de afgelopen jaren. Het onderzoek toont ook duidelijke verschillen tussen de verschillende landen. Dat de zeehondenpopulatie daalt ondanks de vele pups roept vragen op over de gezondheid van het ecosysteem.

De tellingen zijn uitgevoerd door zeehondenonderzoekers Sophie Brasseur en Jessica Schop van Wageningen Marine Research, samen met collega’s uit Denemarken en Duitsland die samenwerken binnen de Trilaterale Expert Group Marine Mammals. In 2025 registreerden de onderzoekers in de gehele Waddenzee en Helgoland, 10.044 gewone zeehondenpups en 23.954 dieren tijdens de ruiperiode. Sinds 2021 laten de tellingen een dalende trend zien van 4 procent in het aantal dieren dat tijdens de rui werd geteld. Daarentegen is het aandeel pups dat geteld werd hoger dan ooit eerder gemeten. De trend in het aantal pups van de afgelopen 5 jaar is echter minder spectaculair: een lichte groei van 1 procent.

Grote verschillen tussen landen in Waddenzee

Hoewel het totaal aantal gewone zeehonden in de internationale Waddenzee en Helgoland in 2025 met 1 procent toenam tot 23.954 dieren, blijft het aantal – net als in 2023 en 2024 – lager dan in de periode 2012 tot en met 2021. De resultaten laten dit jaar grotere regionale verschillen zien dan gebruikelijk: in Denemarken en Sleeswijk-Holstein daalden de aantallen met respectievelijk 20 en 8 procent, terwijl in Nedersaksen juist een toename werd gemeten van 9 procent. In Nederland werden tijdens de ruiperiode 7.285 dieren geteld, een toename van 10 procent ten opzichte van 2024.

Sterke toename in aantal pups

Na drie jaar achter elkaar met lage aantallen pups, werden er dit jaar weer meer geteld: 2025 heeft het op een na hoogste aantal pups ooit en het hoogste aandeel pups ten opzichte van de totale populatie. In de Waddenzee, inclusief Helgoland, werden 10.044 pups geteld – een stijging van 22 procent vergeleken met 2024. Ook hierbij waren opvallende regionale verschillen zichtbaar: in Nederland nam het aantal pups toe met 44 procent tot 2.809, in Denemarken met 4 procent, en in de Duitse gebieden (Sleeswijk-Holstein en Nedersaksen) gemiddeld met 25 procent.

“Het is opvallend dat we zoveel jonge zeehonden zien, maar dat de populatie niet groeit”, zegt Jessica Schop. “Juist omdat we de dieren al zo lang tellen, kunnen we deze trend waarnemen. We willen begrijpen wat er met de jonge dieren gebeurt, en welke omstandigheden daarbij een rol spelen.”

Dalende trend van zeehonden in de ruiperiode

In 2025 zijn iets meer zeehonden geteld dan in 2024. Variatie tussen de jaren is heel normaal en wordt onder andere veroorzaakt door weersomstandigheden of verstoringen. Om dit op te vangen, is het noodzakelijk om te kijken naar de trend over meerdere jaren. Dit laat vooralsnog een afnemende trend van 4 procent per jaar zien. Volgens de onderzoekers kan de afname van gewone zeehonden wijzen op een veranderde populatiesamenstelling, bijvoorbeeld in de leeftijdsverhouding. Mogelijk is er sprake van een relatief hoog aandeel volwassen vrouwtjes die een jong krijgen. Omdat de aantallen tijdens de rui niet stijgen, lijkt het erop dat er een hogere pupsterfte is. Weinig jonge dieren bereiken de volwassen leeftijd en dragen daardoor niet bij aan het aantal dieren dat wordt waargenomen tijdens de ruiperiode. De verhouding tussen het aantal getelde pups en het aantal tijdens de rui is gestegen van gemiddeld 25 procent 10 jaar geleden naar bijna 42 procent in 2025.

Veranderd gedrag niet uitgesloten

Naast verschillen in populatiesamenstelling kan het ook zijn dat zeehonden, ten opzichte van eerdere jaren, ander gedrag vertonen. In de laatste decennia is het menselijke gebruik van de Noordzee sterk toegenomen. Hierdoor zouden zeehonden meer moeite kunnen hebben bij het vinden van voedsel, en daardoor langer op zee blijven om te foerageren, waardoor ze minder vaak op de platen worden gezien.

“Zoveel pups en een lichte stijging klinken positief, maar de totale aantallen zijn lager dan bij alle tellingen tussen 2013 en 2022”, zegt Sophie Brasseur. “De hoogste telling in 2020 was zelfs bijna 16 procent hoger dan die van dit jaar. De populatie daalt ondanks de vele pups, en dat roept vragen op over de gezondheid van het ecosysteem. Daarom blijven we het leefgebied van de zeehonden nauwlettend volgen.”

Meer informatie

Tekst: Sophie Brasseur, Jessica Schop en Cecile Leuverink, Wageningen Marine Research
Beeld: gewone zeehonden, Shutterstock