Hoe gaat het met de bunzing?
ZoogdierverenigingBericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op vrijdag 20 maart 2009
De zorgen van de Zoogdiervereniging over de bunzing blijven. In 2008 is in het kader van het Jaar van de Bunzing geprobeerd een goed beeld te krijgen van de bunzing in Nederland. Dit leidde tot meer gegevens en tot de conclusie dat het imago van de bunzing verrassend goed is tegenwoordig. Hoewel de bunzing in bepaalde delen van Nederland nauwelijks nog wordt waargenomen, is nog steeds niet te zeggen of deze op de Rode lijst van bedreigde zoogdieren moet komen.
De bunzing (Mustela putorius) was een van de weinige soorten die bij het opstellen van de nieuwe Nederlandse Rode Lijst van bedreigde zoogdieren in 2006 niet kon worden beoordeeld, wegens “onvoldoende gegevens”. Reden voor de Zoogdiervereniging om extra aandacht aan de bunzing te besteden en deze marterachtige tot soort van het jaar 2008 uit te roepen.
Eindconclusie van het Jaar van de Bunzing is dat er nog steeds sterke behoefte is aan goede gegevens voor het bepalen van de populatietrend. Het gestandaardiseerd tellen van verkeersslachtoffers zou daarvoor een goede methode zijn. Tot die tijd blijft bepalen van de positie op de Rode Lijst lastig. Wat leverde het Jaar van de Bunzing op?
Veel verkeersslachtoffers
De oproep om waarnemingen door te geven had succes. Werden in 2007 via www.waarneming.nl, www.telmee.nl en andere wegen ‘slechts’ 500 waarnemingen van bunzingen doorgegeven; in 2008 werden maar liefst 833 bunzingen gemeld. De meeste waarnemingen werden gedaan in april en augustus: als het paartijd is (april) en als de jongen op zoek gaan naar een eigen leefgebied (augustus en september). Helaas betekent meer activiteit ook dat bunzingen in die maanden vaker doodgereden worden. In totaal werd bij 25 procent van de waarnemingen expliciet gemeld dat het om een verkeersslachtoffer ging. Vermoedelijk is het percentage echter hoger.
De waarnemingen van bunzingen per maand in 2008. Rood: zekere verkeersslachtoffers. Blauw: overige waarnemingen. Bron: Zoogdiervereniging en Waarneming.nl.
Geen bunzingen in delen Noord Holland, Friesland en Groningen
Het grote aantal doorgegeven waarnemingen is terug te zien op de verspreidingskaart. Gebieden waar de afgelopen jaren geen waarnemingen zijn doorgegeven, zijn nu wel gevuld. Het gaat dan met name om Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Holland en Groningen. Hier blijken gelukkig toch nog bunzingen voor te komen. Opvallend is dat er uit de kop van Noord-Holland, het noordwesten van Friesland, en het oosten van Groningen nauwelijks of geen waarnemingen binnenkwamen. Hier zou het aantal bunzingen dus wel eens heel klein kunnen zijn of geheel kunnen ontbreken.
Kaart van de doorgegeven waarnemingen van de bunzing in 2008. Bron: Zoogdiervereniging en Waarneming.nl. In 458 atlasblokken is de soort gemeld.
Positief imago bunzing
De Zoogdiervereniging enquêteerde ook muskusrattenvangers en beheerders van natuurterreinen. Over hoe het met de bunzing gaat verschilden de meningen: 22 procent van de respondenten ziet in haar terreinen een afname, 38 procent schat de populatie bunzingen in als stabiel, en de overige 40 procent ziet zelfs een toename. Het imago van de bunzing onder muskusrattenvangers en terreinbeheerders is tegenwoordig zeer goed: 94 procent van de respondenten vindt het een nuttig dier, en maar 6 procent noemt het een plaag. In die gevallen worden vaak de veronderstelde effecten op weidevogels genoemd. Uit onderzoek is echter gebleken dat het effect van de bunzing op weidevogels zeer gering is.
Minder bijvangst muskusrattenvangers
Muskusrattenvangers hebben bunzingen als ongewenste bijvangst. Het aantal bijvangsten, met hieronder als voorbeeld Noord-Brabant, neemt sterk af. Dit is deels te wijten aan de afname van het aantal vallen en inzet van a-selectieve vallen. Toch lijken de gegevens van Brabantse muskusrattenvangers ook aan te geven dat de bunzingpopulatie afneemt.
Bijvangsten van bunzingen bij muskusrattenbestrijding in Noord-Brabant.
Maatregelen
In het natuurbeleid heeft de bunzing ook de nodige aandacht gekregen. Zo stelde de Zoogdiervereniging in opdracht van de Provincie Brabant een soortbeschermingsplan op voor kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel). In de provincie Flevoland werd op voorstel van de Zoogdiervereniging de bunzing als programmasoort voor de leefgebiedenbenadering gekozen.
Tekst en plaatjes: Jasja Dekker, www.zoogdiervereniging.nl