wijde mantel

De wijde mantel; een schelp met een daktuintje

Stichting ANEMOON
3-JAN-2009 - De wijde mantel is een tweekleppig weekdier (schelp) dat recent vanuit de Noordwest Europese Atlantische kust de Zeeuwse Delta heeft gevonden. Sportduikers vinden steeds vaker en op steeds meer plaatsen deze prachtige schelp die zich kenmerkt door een daktuintje dat hem mogelijk beschermt tegen predatie.

Bericht uitgegeven door ANEMOON op zaterdag 3 januari 2009

De wijde mantel is een tweekleppig weekdier (schelp) dat recent vanuit de Noordwest Europese Atlantische kust de Zeeuwse Delta heeft gevonden. Sportduikers vinden steeds vaker en op steeds meer plaatsen deze prachtige schelp die zich kenmerkt door een daktuintje dat hem mogelijk beschermt tegen predatie.

De wijde mantel (Aequipecten opercularis, Linnaeus, 1758) is een weekdier dat nauw verwant is aan de grote mantel of St. Jacobschelp. Echter met zijn maximale afmeting van circa 8X8 centimeter blijft hij veel kleiner dan zijn grote broer. Uit het verleden en ook nu nog is hij vooral bekend van aangespoelde exemplaren die langs de gehele Nederlandse kust worden aangetroffen. Meestal zijn dit juveniele diertjes die aangehecht op drijvende voorwerpen de weg naar Nederland hebben gevonden. Hij komt algemeen voor langs de Noordwest Europese Atlantische kust: van de Canarische eilanden tot aan Noorwegen en in de Middellandse zee.

De eerste meldingen van de recente vestiging in de Zeeuwse Delta stammen uit 1998. In het begin betrof het slechts enkele levende een- tot driejarige dieren op slechts een beperkt aantal plaatsen in de Oosterschelde. In de daar op volgende jaren werden er steeds meer exemplaren aangetroffen. Momenteel zijn levende wijde mantels overal in de westelijke en het centrale gedeelte van de Oosterschelde te vinden. Op sommige duikplaatsen is het vinden van vijf of meer exemplaren per duik zelfs geen uitzondering meer. Het zijn juveniele eenjarige dieren maar ook veel oudere, groter exemplaren. De wijde mantel lijkt zich permanent in de Zeeuwse Delta gevestigd te hebben. De waarnemingen in het Grevelingenmeer zijn zeer zeldzaam. Waarschijnlijk komt hij ook in de Noordzee en in de Westerschelde voor maar daar zijn ons geen duikwaarnemingen van bekend.

Een typisch kenmerk van deze soort is dat de meeste exemplaren een uitgebreide daktuin bezitten. Bij een- of tweejarige exemplaren is dit meestal niet meer dan een karakteristieke gele korstvormige spons. Oudere exemplaren hebben vaak een veel uitgebreidere daktuin met de spons, samen met diverse soorten hydroidjes, mosdiertjes, zakpijpen, kokerwormpjes en soms ook andere schelpdieren zoals muiltjes en Japanse oesters. Deze daktuintjes zijn niet, zoals ze bij huizen toegepast worden, voor de opvang van regenwater of isolatie. Waarschijnlijk levert de daktuin bescherming tegen predatie door krabben, zeesterren of sommige huisjesslakken zoals wulken en gevlochten fuikhorens. Van sponzen is bekend dat ze meestal voor andere dieren giftig, of op zijn minst onaantrekkelijk voor consumptie zijn. Ook is het mogelijk dat door de begroeiing het schelpdier niet door zijn belagers wordt herkend.

Een ander kenmerk van de wijde mantel is dat hij zwemmend als een klepperende castagnette aan belagers kan ontsnappen. Bij een te uitgebreide begroeiing kan de extra ballast ook een nadeel voor het schelpdier worden. Het wegzwemmen wordt hier mogelijk door belemmerd. Bij de onderstaande foto zie je twee muiltjes en een Japanse oester op een sterk begroeide dode Wijde mantel zitten. Dit exemplaar is ten prooi gevallen aan een belager en de oester heeft het ook niet meer overleefd.

Foto en tekst: Peter H. van Bragt, Stichting Anemoon