Bonte strandloper. Foto: Ingrid Tulp

Trekvogel bewaart appeltje voor de dorst

13-MRT-2009 - Kustvogels die gaan broeden in Siberië vliegen de tank niet helemaal leeg. Strandlopers, plevieren en franjepoten houden na een vlucht van enkele duizenden kilometers een klein restje vet over. Een appeltje voor de dorst, concludeert dr. Ingrid Tulp van Wageningen Imares.
Bericht uitgegeven op vrijdag 13 maart 2009

Kustvogels die gaan broeden in Siberië vliegen de tank niet helemaal leeg. Strandlopers, plevieren en franjepoten houden na een vlucht van enkele duizenden kilometers een klein restje vet over. Een appeltje voor de dorst, concludeert dr. Ingrid Tulp van Wageningen Imares.

 
In het voorjaar kun je ze aantreffen op de Wadden: strandlopers in vele soorten en maten. Onderweg van hun overwinteringsgebieden in Afrika naar de broedgebieden in Siberië maken ze een tussenstop om een flinke vetvoorraad aan te leggen. Die voorraad vliegen ze tijdens de laatste grote etappe bijna helemaal op, maar dus net niet helemaal.

Tulp ving en onderzocht samen met collega’s van onder andere ecologie-instituut NIOO-KNAW en de Groningse universiteit drie zomers lang waadvogels in Taimyr. Dat vangen is best lastig, legt Tulp uit. ‘Het probleem in Siberië is dat het er niet donker wordt in de zomer. De vogels vliegen dus niet in mistnetten, want die zien ze. Als ze eenmaal broeden, kun je ze makkelijk op hun nest vangen. Maar als ze aankomen, is het moeilijk.’ En daar gaat het nou juist om: de vogels te vangen als ze net arriveren. Met lokvogels, lokroepen op band en een mobiel klapnet lukte het om vogels letterlijk uit de lucht te plukken.

Pas aangekomen vogels hebben net genoeg vet over om het gemiddeld een halve dag (kleine strandloper) tot drie dagen (kanoetstrandloper) uit te houden als er bij aankomst niets te eten is op een nog bevroren toendra. Maar variatie tussen de vogels onderling is groot. Dat heeft voor een deel te maken met de vangmethode. Het is lastig om vast te stellen of een gevangen vogel al op zijn plek van bestemming was of nog een paar vlieguurtjes had te gaan. Dat levert ruis op in de resultaten.

Toch is het beetje extra vet onmiskenbaar. Op de vraag waarom de vogels niet, zoals de onderzoekers hadden aangenomen, alles geven op hun tocht, hebben Tulp en collega’s geen eenduidig antwoord. Het meest voor de hand ligt het appeltje voor de dorst. Bovendien moet het vogellichaam vanuit de vliegstand broedklaar worden gemaakt. Dat vereist aanpassing van sommige organen, en die omzetting vereist energie.

Foto: Een onderzoeker meet de vleugellengte van een bonte strandloper die zojuist is aangekomen in Siberië / Ingrid Tulp
Tekst: Roelof Kleis
Bron: Resource