bunzing

Bunzing krijgt rake klappen

8-FEB-2012 - Bunzings komen van oudsher over heel Vlaanderen voor en zijn nog steeds relatief algemeen. Vele waarnemers signaleren echter dat de bunzing in het laatste decennium een forse achteruitgang heeft gekend in hun streek. Maar is dit ook zo?

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

Bunzings komen van oudsher over heel Vlaanderen voor en zijn nog steeds relatief algemeen. Vele waarnemers signaleren echter dat de Bunzing in het laatste decennium een forse achteruitgang heeft gekend in hun streek. Maar is dit ook zo?

De signalen worden bevestigd door de afname in het aantal ingezamelde Bunzings (Mustela putorius) via het Marternetwerk van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (zie grafiek). Hoewel in 2006 omwille van tijdsgebrek en personeelstekort niet-intacte Bunzings tijdelijk als minder prioritair voor inzameling beschouwd werden, dateert de grote terugval in de aantallen al van vóór deze periode. Sinds 2009 worden, naar aanleiding van de alarmerende signalen (zowel op lokaal als op Europees niveau), opnieuw alle Bunzings (in welke toestand dan ook) ingezameld. Momenteel stellen we vast dat de aantallen opnieuw schommelen rond het niveau van 2006.

Aantal bunzings en steenmarters ingezameld door het Marternetwerk (1998-2010))


Het is opvallend dat de terugval in de ingezamelde dieren na het aanvangsjaar helemaal niet opgaat voor Steenmarter (Martes foina). Het aantal ingezamelde Bunzings was in 1998 een zevenvoud van het aantal ingezamelde Steenmarters. Tegenwoordig worden bijna dubbel zoveel Steenmarters als Bunzings ingezameld. Het aantal gemelde verkeersslachtoffers van beide soorten (dus inclusief de niet-ingezamelde) vertonen over de jaren heen een analoog verloop als de ingezamelde verkeersslachtoffers.

Alles wijst erop dat Bunzings in onze streken wel degelijk sterk achteruitgegaan zijn. De oorzaken van deze achteruitgang zijn niet goed gekend. Mogelijke oorzaken zijn: de steeds verder schrijdende schaalvergroting in de landbouw en habitatfragmentatie, het dichter wordend wegennet en het toenemend verkeer, een verhoogde opname en opstapeling van gifstoffen in het milieu, de achteruitgang van de konijnenstand,… Waarschijnlijk is het een combinatie van factoren en werkt de ene factor versterkend ten opzichte van de andere, waarbij op zeker moment een bepaalde drempel wordt bereikt en overschreden.
Het aantal Bunzings in Vlaanderen nam de laatste jaren gestaag af (foto: Dieder Plu)
Soms wordt wel eens gesuggereerd dat de dalende bunzingstand een rechtstreeks gevolg is van de opkomst van de Steenmarter. Hoewel enige invloed niet uit te sluiten is, lijkt dit weinig waarschijnlijk gezien het verschil in terreingebruik en de slechts gedeeltelijk overlappende voedselkeuze van de twee soorten. Dit verschil zien we in Vlaanderen bevestigd via de analyse van maaginhouden. Steenmarters eten, in tegenstelling tot Bunzings, behoorlijk veel plantaardige kost (vooral allerlei fruit), keukenafval, en ook allerlei ongewervelden zoals rupsen – en bijna nooit
amfibieën. Deze laatste vormen precies een zeer belangrijk aandeel in het menu van de Bunzing. Enkel de kleine zoogdieren en vogels zijn gemeenschappelijk in de voedselkeuze. In Nederland heeft men recent aan de hand van zenderonderzoek kunnen vaststellen dat beide soorten elkaar niet uitsluiten.

Ook de rekolonisatie van de Vos, zowat een decennium eerder op gang gekomen dan deze van de Steenmarter, zou in principe een rol kunnen spelen in de achteruitgang van de Bunzing – hoewel het dan wel vreemd is dat Bunzing en Steenmarter daarbij een tegengestelde trend vertonen. De onderzoeksgroep genetische diversiteit op het INBO probeert zicht te krijgen op de genetische diversiteit van een aantal marterachtigen (Bunzing, Steenmarter en Das). De populaties van Steenmarter en Das blijken alvast weinig of geen last te hebben van genetische isolatie en zijn genetisch gezond. Bij Bunzing is er weliswaar nog geen sprake van inteelt, maar Bunzings uit West-Vlaanderen vertonen wel een lagere genetische diversiteit dan Bunzings uit Limburg.

Op vlak van toxicologisch onderzoek worden in samenwerking met de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Gent pogingen ondernomen om meer inzicht te krijgen in de invloed van de gifstoffen, zoals residuen van rodenticiden (rattenvergif), die aanwezig zijn in de weefsels van Bunzings. Een ander potentieel probleem voor de Bunzing als soort is hybridisatie met fretten. Het mag duidelijk zijn dat de bunzingproblematiek een ingewikkeld kluwen is. Langetermijnonderzoek op verkeersslachtoffers is onmisbaar voor het ontrafelen van dit kluwen...

Tekst: Koen Van Den Berge en Jan Gouwy - Marternieuws
Foto: Dieder Plu